In het artikel Bloeding wordt er op gewezen, dat het organisme zelf over belangrijke middelen beschikt om een bloeding tot staan te brengen. Waar deze ontoereikend zijn en dus hulp moet worden geboden van buiten, komen in de eerste plaats mechanische middelen in aanmerking, indien de plaats der bloeding hiervoor toegankelijk is.
Een bloedend vat kan worden dichtgedrukt tegen een harde, benige onderlaag, bijv. met de vinger, het kan worden dichtgeklemd met een soort tang (arterieklem) of het kan worden afgebonden (zie afbinden). Is de bloedende plaats wel bereikbaar, maar afbinding van een vat niet mogelijk, dan kan de arts al naar de aard en de plaats der bloeding gebruik maken van ontsteking, waarbij met behulp van een kromme naald een draad door het weefsel om het bloedende vat wordt gebracht en dichtgeknoopt of van tamponnade d.i. stevige opvulling van een wond of een holte (bijv. neusholte) met gaas.Wanneer voorlopige hulp moet worden verleend bij een ernstige, slagaderlijke bloeding aan een der ledematen ten gevolge van een verwonding, dan moet men de getroffene plat neerleggen met het gewonde lichaamsdeel omhoog en de slagader snel dichtdrukken tussen de wond en het hart. Voor korte tijd kan dit met de hand geschieden, maar om de slagader langer dicht te drukken, moet men gebruik maken van een zgn. knevelverband, d.i. een doek die (bij een bloeding aan onderarm of hand) om de bovenarm wordt gebonden na in de vorm van een das te zijn opgevouwen; men steekt vervolgens tussen de doek en de arm een stokje of sleutel en draait deze voorzichtig aan tot de wond net niet meer (of nog net even) bloedt. Nu wordt er op de wond zelf een stevig drukkend steriel verband (snelverband) gelegd. Hierna probeert men voorzichtig of het knevelverband kan worden losgemaakt zonder hernieuwde bloeding; de volledige afsnoering moet zo kort mogelijk duren, doch bij zeer hevige bloeding (bijv. uit de dijslagader) zal men haar moeten voortzetten tot er afdoende geneeskundige hulp kan worden geboden. Langer dan 1 à 1½ uur moet een knevelverband echter liefst niet blijven zitten. Er zijn natuurlijk vele plaatsen waar een knevelverband niet kan worden aangelegd en in enkele gevallen is het ook niet mogelijk om de toevoerende slagader tussen het hart en de wond dicht te drukken; dan moet men noodgedwongen de druk wel eens direct in de wond uitoefenen (bijv. laag aan de hals of even boven de liesplooi).
Voor uitvoeriger aanwijzingen zij verwezen naar publicaties over E.H.B.O., bijv. het Oranje Kruisboekje. Een aderlijke bloeding der ledematen, bijv. na barsten van een spatader aan het been, is gemakkelijk te stelpen door een eenvoudig drukkend verband, nadat men de patiënt plat op de rug heeft neergelegd met het been wat omhoog.
Er zijn vele chemische stoffen, waar men met meer of minder recht een bloedstelpende werking aan toekent. Sommige zijn zwak etsende of looiende stoffen, die bij plaatselijke toepassing een afsluitende laag van gestold eiwit op de wond vormen (bijv. tannine). De bloedstelpende watten die vroeger gebruikt werden, bevatten ferrichloride of kinine; doordat zij de wondgenezing bleken te bemoeilijken zijn ze in onbruik geraakt. Bij herhaalde, langdurige bloedingen uit een klein gebied zoals het neustussenschot worden de bloedende vaatjes wel eens dichtgeëtst met chroomzuur of dichtgebrand met een galvanocauter. Vaatvernauwende middelen (adrenaline, stryphnon) hebben eveneens een zuiver plaatselijke werking. Deze wordt voorts toegeschreven aan coaguleen, een extract van bloedplaatjes.
Andere middelen zouden niet alleen plaatselijk, doch ook na inwendig gebruik de bloedstelping bevorderen; dit wordt o.a. beweerd van „sangostop”, een pectinepraeparaat, bereid uit appelen, maar een overtuigend bewijs dezer werking ontbreekt. Uit menselijk plasma heeft men de laatste jaren bepaalde fracties kunnen afzonderen, die voor de bloedstelping bruikbaar zijn: fibrinogeen en thrombine, die o.a. bij hersenoperaties goede diensten bewijzen voor het beheersen van de bloeding.
Het bovenstaande heeft zo goed als geheel betrekking op de stelping van bloedingen uit plaatsen die voor een locale behandeling toegankelijk zijn. Bij bloedingen uit inwendige organen is dit meestal niet het geval; het is dan ook vooral bij zulke bloedingen dat men gaarne middelen zou hebben, die na gebruik door de mond of na inspuiting in een ader of onder de huid het einde van een bloeding konden verhaasten. Nu hebben wij inderdaad uitstekende middelen, die op deze wijze bloedingen kunnen stelpen, doch deze werken alleen indien de bloeding het gevolg is van het tekort aan een normaal bestanddeel van het bloed of aan een stof, die voor de normale functie der haarvaten nodig is. Zo is bloedtransfusie een afdoend bloedstelpend middel bij de haemophilie of bij bloedingen door gebrek aan prothrombine (zie bloed), terwijl zij dikwijls een gunstige invloed heeft bij bloedingen, veroorzaakt door een groot tekort aan bloedplaatjes. Vitamine C (ascorbinezuur) brengt de bloedingen bij scheurbuik tot stilstand, vitamine K beperkt de neiging tot bloeden bij geelzucht door een langdurige afsluiting der galwegen en bij enkele andere toestanden. Onzeker is nog de betekenis van vitamine P (citrine), een stof die met vitamine C voor de normale functie der haarvaatwanden onontbeerlijk zou zijn, evenals die van rutine, een plantaardige stof, evenals vitamine P een flavon-glucoside en, naar men meent, overeenkomstig in werking.
Als het mechanisme van de bloedstolling en de functie der vaatwanden normaal zijn en een bloeding uit inwendige organen geheel berust op de opening van een of meer bloedvaten door een plaatselijk ziekteproces, dan is de waarde van bloedstelpende middelen twijfelachtig. Gelukkig helpt de natuur meestal zichzelf en het streven van de arts zal in hoofdzaak zijn, te verhinderen al wat de natuurlijke bloedstelpingsmiddelen zou kunnen schaden en indien het bloedverlies gevaarlijk groot wordt, te zorgen voor tijdige transfusie. Slechts in uitzonderingsgevallen moet ter stelping van bloedingen uit inwendige organen worden overgegaan tot een operatie.
DR H. J. VIERSMA