of, in het Westvlaams Blauwvoeterie, is de benaming, gegeven aan een beweging, uitgelokt door en onder de Vlaamsgezinde studenten in West-Vlaanderen. In haar geest, evenals in haar uitgangspunt, was zij nauw verbonden met de Vlaamse Beweging zoals zij zich daar ontwikkelde.
Men ontwaart dan ook in de Blauwvoeterij de hoofdtrekken die de Vlaamse Beweging in West-Vlaanderen eigen waren en haar niet alleen onderscheidden maar vaak scheidden van de Vlaamsgezinden uit de overige Vlaamse provincies: onvoorwaardelijke trouw aan de eigen traditie van West-Vlaanderen, het eigen dialect, de Katholieke godsdienst. Guido Gezelle en zijn leerling Hugo Verriest waren de baanbrekers van de Vlaamse Beweging in West-Vlaanderen; Albrecht Rodenbach, leerling van Hugo Verriest, was de grondlegger van de Blauwvoeterij. Haar naam, die ook haar symbool werd, ontleende zij aan Conscience’s roman De Kerels van Vlaanderen. Het Vliegt de Blauwvoet? Storm op Zee!, overgenomen in verschillende gedichten van Albrecht Rodenbach, werd de strijdkreet van de beweging. Deze brak op tamelijk dramatische wijze uit in het Klein-Seminarie te Roeselare in 1875.
Aanleiding tot de crisis was het verzet van de Vlaamsgezinde studenten tegen de verfransing in de colleges: op de feestdag van de Superior van het Klein-Seminarie weigerden de Vlaamsgezinde studenten in het Frans te zingen; na het feest echter, toen de studenten over het speelplein wandelden, klonken uit de muziekkamer de eerste tonen van Het Lied der Vlaamsche Zonen (door Rodenbach gedicht en door Johan Stoop gecomponeerd); het refrein met het Vliegt de Blauwvoet? Storm op Zee! werd door de studenten op het speelplein luid gezongen. De houding der studenten had het voorkomen van een rebellie tegen de overheid van het Klein-Seminarie; de Superior dreigde de weerspannigen weg te zenden; een dergelijke maatregel werd dan ook dadelijk getroffen tegen een der jonge aanvoerders. Het verzet der Vlaamsgezinde studenten was hiermede niet gebroken. Integendeel: het breidde zich uit van Roeselare tot verschillende andere steden van West-Vlaanderen. Het centrum der bedrijvigheid werd verlegd naar Leuven, toen Rodenbach, in 1876, zijn studies aan de universiteit aldaar ging voortzetten.
De voornaamste tolk van de beweging was De Vlaamsche Vlagge, Tijdschrift voor het Vlaamsch studentenvolk, opgericht te Brugge in 1875 door Amaat Vyncke en Zeger Malfait. Intussen was het plan ontstaan, uitgaande van Leuven en Mechelen, om een algemene bond van Vlaamsgezinde Katholieke studenten op te richten. Dit werd verwezenlijkt door de Landdag, gehouden te Gent in Sept. 1877 en voorgezeten door Zeger Malfait, Amaat Joos, Albrecht Rodenbach en Pol de Mont. Het Hoofdbestuur van de Bond werd aldus samengesteld: Albrecht Rodenbach, Pol de Mont, Flor. Heuvelmans, Od. van den Berghe, Van Raes, allen studenten te Leuven. Het doel van de Studentenbond werd aldus door Rodenbach zelf bepaald:
„De Bond is het stelselmatig inrichten van den studentenkamp, of het deel der Leerende Jeugd van Vlaanderen in den Vlaamschen kamp. Door Vlaamschen Kamp verstaan wij het werk om het Vlaamsche land te doen herworden en herbloeien in de volle ontwikkeling van eigen wezen en werkzaamheid, aard, zedens, gedacht, gebruiken, tale, kunst, wetenschap, handel en nijverheid. In dien Vlaamschen Kamp heeft het Studentenvolk zijn wettig deel.”
De ziekte en de voortijdige dood van Albrecht Rodenbach, in Juni 1880, maakte een einde aan deze faze van de beweging. De bedrijvigheid viel jarenlang stil. De geest der blauwvoeterie was evenwel niet dood. Hij leefde weer op na 1890. De stuwkracht ging toen uit van Frans van Cauwelaert, Lodewijk Dosfel, Cyriel Verschaeve, R. Desmet, wat later Odiel Spruytte. De nieuwe beweging bouwde voort op de grondslagen, door Albrecht Rodenbach gelegd; zij steunde als deze op de twee hoofdpijlers: Katholiek geloof en Vlaamsgezindheid; zij streefde ook de blijvende vestiging van een eenheidsorganisatie na; zij bleef eveneens gescheiden van de organisaties, in het leven geroepen door de vrijzinnige Vlaamsgezinde studenten te Brussel, Gent en Antwerpen.
DR M. LAMBERTY
Lit.: Lod. Dosfel, Schets van een gesch. der Vlaamsche studentenbeweging (Gent 1924); Caesar Gezelle, Guido Gezelle (Amsterdam 1924); R. F. Lissens, Brieven van Albrecht Rodenbach (Antwerpen 1942); F. de Pillecijn, Hugo Verriest (Tielt 1924); Leo v. Puyvelde, Albrecht Rodenbach (Amsterdam 1908); Ferd. Rodenbach, Albrecht Rodenbach en de Blauwvoeterij (Amsterdam 1909).