Nederlands vlootvoogd (gest. op zee 15 Juni 1666), wordt het eerst genoemd in de eerste Engelse oorlog, toen hij als kapitein een schip van de Oostindische Compagnie commandeerde, dat was ingedeeld bij het landseskader onder De Ruyter en zich bijzonder onderscheidde in de slag bij Ter Heide. Na beëindiging van de oorlog voer hij naar Indië en nam deel aan de verovering van Colombo, 10 Apr. 1656.
In de jaren 1656, ’57 en ’59 was hij vice-commandeur der blokkadevloot voor Goa; daartussen, in 1658, streed hij mee bij de verovering van Jafnapatnam. Vervolgens was hij enige tijd equipagemeester op Colombo en vertrok in 1661 weer naar Goa, nu als commandeur van de blokkadevloot. In Jan. 1663 nam hij onder Rijklof van Goens deel aan de verovering van Cochin, de belangrijke Portugese vestiging aan de kust van Malabar en was vervolgens een tijdlang werkzaam als commandeur van die kust. In 1663 op Batavia teruggekeerd, kreeg hij opdracht als commissaris der regering naar Siam te gaan en er een overeenkomst met de koning te sluiten, waarin hij ten volle slaagde.Kort na zijn terugkeer op Batavia benoemde de regering hem tot commandeur der retourvloot, de rijkste, die ooit uit Batavia was vertrokken. Bij aankomst aan de Kaap wachtte hem de opdracht om, wegens de oorlog met de Engelsen, „om de Noord” naar Bergen in Noorwegen te koersen. Hoewel de vijand met niet minder dan 60 schepen in de Noorse wateren kruiste, wist De Bitter zijn 12 retourschepen veilig binnen de baai van Bergen te brengen. Met schending der neutraliteit vielen evenwel 15 Engelse oorlogsbodems de Indische schepen in de baai aan, maar De Bitter weerde zich zodanig, bijgestaan door een aantal Nederlandse Levantvaarders en de Deense kanonnen (Bergen behoorde toen aan Denemarken), dat de Engelsen met ernstige verliezen de vlucht moesten nemen. Weldra verscheen De Ruyter met de landsvloot om de Nederlandse schepen naar patria te geleiden. Een zware storm sloeg evenwel de vloot uiteen, waarbij twee rijkgeladen schepen de Engelsen in handen vielen en een derde strandde; de rest kwam „in salvo” in het vaderland aan.
Naast de gebruikelijke verering van commandeurs der retourvloten, bestaande in een gouden ketting ter waarde van ƒ 500,-, schonken Heren XVII De Bitter een tweede keten met medaille, ter waarde van ƒ 1500,-; tevens benoemden zij hem tot het hoge ambt van equipagemeestergeneraal op Batavia. Op weg daarheen overleed hij evenwel reeds vóór Kaap de Goede Hoop.
DR F. W. STAPEL
Lit.: J. C. Warnsinck, De Retourvloot van P. de B. (’s-Gravenhage 1929).