was een besluit van het Engelse parlement, waarbij een politiek misdadiger werd veroordeeld, gewoonlijk tot de doodstraf. Het is een wet, die evenals alle wetten, door de beide Huizen moet zijn aangenomen en door de koning bekrachtigd.
De naam komt het eerst voor in 1459, toen bij de Rozenoorlog verscheiden politieke tegenstanders van het Parlement op deze wijze onschadelijk werden gemaakt; zeer veelvuldig werd er van gebruik gemaakt tijdens Hendrik VIII tegen degenen, die zijn kerkelijke politiek veroordeelden; het meest bekend zijn de veroordelingen van Strafford en Laud (1641), toen het parlement door een Bill of attainder deze beide ministers van Karel II veroordeelde, aangezien hun daden geen aanleiding konden zijn voor een proces voor de gewone rechter. Bij een Bill of attainder gaat het er immers niet om een misdaad te vonnissen, maar om verzet tegen koning of heersende partij te straffen en vooral om raadgevers van de kroon, die geen misdaad in strafrechtelijke zin hebben begaan, ter verantwoording te roepen en de koning (of het ministerie) op deze wijze te dwingen te regeren overeenkomstig de opvattingen van het parlement. Na opkomst van de moderne verantwoordelijkheid der ministers, in het begin van de 18de eeuw, komt zij dan ook alleen nog voor bij gevallen van hoogverraad, opstand en samenzwering tegen de regering, zoals tegen de Jacobieten en hun verdedigers in ministerie of parlement; het laatst werd op deze manier Lord Fitzgerald, de Ierse rebel, veroordeeld (1798). De naam houdt verband met attaint, dat is de staat, waarin een veroordeelde verkeert, als de zekerheid van zijn schuld gebleken is en hij dus de beschikking over zijn persoon en goederen heeft verloren (verbeurdverklaring van het bezit is steeds een onderdeel van deze soort vonnissen).