Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Beukelsz, jan

betekenis & definitie

of Jan van Leiden (Leiden 1509 - Munster 22 Jan. 1536), Wederdoper, was de zoon van Beukel Gerritsz en Alijdgen Jansdr, oorspronkelijk kleermaker, doch door veel reizen ongestadig; voorts rederijker, begaafd en gewetenloos.

Als herbergier werd hij te Leiden met zijn vrouw in 1533 herdoopt door Jan Matthijsz en sedert was hij op weg naar de uitersten van het chiliastisch Anabaptisme. Hij kwam 13 Jan. 1534 te Munster, dat door bisschop Frans van Waldeck werd belegerd en waar hij na het sneuvelen van Jan Matthijsz de regering overnam als koning van Sion, het hemels Jeruzalem, op Oudtestamentisch theocratische grondslag, maar in dienst van zinnen en lusten. Hij was er onbeperkt tiran, nadat hij de tegenstand o.a. tegen de polygamie had weten neer te slaan. De uitzending van 28 apostelen naar buiten bracht vandaar geen versterking, op één na lieten zij allen het leven en deze ene werd de val van Munster. Hoewel met grote moed en met intelligentie verdedigd, namen de bisschoppelijken het 25 Juni 1535 in, en richtten er een geweldig bloedbad aan. De virtuoos in het bedriegen, de ontoombare dweper, die Jan Beukelsz was geweest, verschool zich, maar werd gevonden en op gruwelijke wijze terechtgesteld met Knipperdollinck en Bernhard Krechting. Het revolutionnaire werk van deze mensen heeft veel miscrediet van de Doperse beweging veroorzaakt.

PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Lit.: G. Tumbült, Die Wiedertäufer (1899), met vele ill.; J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom (1929), 244 vlgg.; L. Knappert, Ontstaan van het Protestantisme (1924), 202 vlgg.; W. J. Kühler, Geschied, der Ned. Doopsgez. i. d. 16de eeuw (1932), 111 vlgg.

< >