dienen voor het aangeven van het vaarwater zomede van in zee of in de vaarwaters aanwezige gevaren voor de scheepvaart. De buitengronden (banken) der Nederlandse kust worden gedekt door buitentonnen, geschilderd in wit of zwart, of combinatie van wit of zwart en rood.
Het zijn spitse tonnen, voorzien van een topteken (ruit, bal, kruis, kegel enz.). De ingang van een zeegat — voor wie uit zee komt— wordt aangegeven door een verkenningston (uiterton), eveneens spitse tonnen, voorzien van een topteken.Sedert het einde van Wereldoorlog II worden de van mijnen geveegde vaarroutes langs de Nederlandse kust en voor oversteken van de Noordzee aangegeven door een keten van lichtboeien (routeboeien).
In Nederland zijn de vaarwaters betond met rode spitse tonnen of rode drijf- of steekbakens met twee rode ballen aan die zijde, welke een binnenkomend schip of in de richting van de vloedstroom varend schip aan stuurboord (rechts) heeft en zwarte stompe tonnen, of zwarte drijf- of kopbakens met een zwarte afgeknotte kegel aan bakboord-(links)zijde.
In Ned.-Indië, waar een witte kleur, in verband met het sterkere zonlicht en gewoonlijk donkere achtergrond, beter voldoet dan een rode, zijn genoemde spitse tonnen wit geschilderd.
Bij de splitsing (of samenkomst) van vaarwaters ligt een rood en zwart horizontaal gestreepte kogelton (bolton) welke voorzien is van een ruitvormig „topteken” als zij de buiten (zee)zijde van een ondiepte en van een kegelvormig topteken als zij de binnenzijde van de ondiepte aanduidt.
Al deze tonnen zijn van buitenaf doorlopend genummerd, te beginnen met no 1, spitse en stompe tonnen afzonderlijk en voorzien van de beginletter van de naam van het vaarwater. Sommige tonnen, zoals die bij de bocht van een vaarwater, zijn ter onderscheiding voorzien van een topteken, en wel de spitse van een bol, de stompe van een afgeknotte kegel. Een topteken in de vorm van een liggend of staand kruis beduidt, dat men de ton aan weerszijden kan passeren.
In aansluiting met de betonning der vaarwaters worden langs het vaarwater, op banken en op de oever opstanden, kapen, schermen of bakens geplaatst, alléén of paarsgewijs, in welk laatste geval de lijn van bijv. twee bakens (merklijn) inéén gehouden een veilige vaart waarborgt. Op de rivieren geven palen met naar boven en onderen spits toelopende korven, rood, wit en blauw geschilderd, die zijde van de rivier aan, die de schepen moeten houden, terwijl paarsgewijs geplaatste bakens een oversteek aangeven. De uiteinden van in de rivier uitstekende kribben of dammen (die bij hoogwater kunnen ondervloeien) worden aangeduid door kribbakens, zijnde paaltjes met ruitvormig scherm. Ten einde ook bij nacht de zeegaten en de vaarwaters te kunnen aanlopen en bevaren, worden lichttorens, en lichtbakens ontstoken, terwijl op de belangrijkste punten in zee lichtschepen zijn uitgelegd, elk licht met een bijzonder karakter, welke „verlichting” wordt aangevuld door lichtboeien of lichtbrulboeien, uitgelegd in plaats van tonnen op de voor de scheepvaart bij nacht belangrijke punten, rode met wit licht aan de spitsetonskant en zwarte met rood licht aan de stompetonskant, rood en zwart horizontaal gestreepte met wit licht op de scheiding van vaarwaters. Al deze boeilichten zijn niet vast maar onderbroken, d.w.z. periodiek verduisterd, ten einde ze te onderscheiden van andere lichten op het water of op de wal. Voorts wordt de vaart bij donker vergemakkelijkt door rode, witte en groene sectoren der lichten op de oever, waarbij rode sectoren gewoonlijk de wal en ondiepten dekken, de witte over het vaarwater schijnen.
Een verklikkerlicht waarschuwt door kleurverandering dat de schepen van koers moeten veranderen (zie kustverlichting).
Bij ijsgang is de betonning onderhevig aan beschadiging of wegdrijven; tegen de winter worden daarom lichtboeien en tonnen gedeeltelijk vervangen door de winterbetonning, bestaande uit kleine tonnen, zware drijfbakens en sparboeien. Drijfbakens zijn palen met topteken, gestoken door een cilindrisch drijflichaam, de onderkant van de paal opgesloten aan de ankerketting. Sparboeien zijn verticaal drijvende ijzeren cilinders, de rode van toegespitste vorm, met tegengewicht onderaan, alwaar opgesloten een ankerketting.
Tonnen, boeien, drijfbakens, enz. zijn verankerd met kettingen aan tonstenen van 250 tot 3000 kg.
In zee aanwezige gevaren worden aangeduid door tonnen, bakens of lichtopstanden, wrakken door groene tonnen, groene lichtboeien met groen licht of wraklichtschepen. Voor de navigatie bij mist, worden voor wat de betonning betreft goede diensten bewezen door gebruik te maken van lichtbrulboeien of fluitboeien, belboeien en mistsignalen bij haveningangen. Als hulpmiddel voor de navigatie in volle zee dienen de radiopeilstations en radiobakens. Proeven worden genomen door bakens en lichtboeien uit te rusten met radarschermen (zie radar). Telegraafkabels en afgebakende plaatsen worden door tonnen of boeien aangeduid, die gewoonlijk van een opschrift zijn voorzien.
De betonning van de Eems is bij overeenkomst met Duitsland vastgesteld en wijkt af van het Nederlandse stelsel. Op de Friese binnenwateren wordt tot op heden een speciaal betonningsstelsel toegepast van houten tonnen.
Internationaal wordt getracht de betonning der verschillende landen met elkander in overeenstemming te doen zijn, waartoe verschillende conferenties zijn gehouden, die echter niet tot unificatie leidden. Het bezwaar om tot overeenstemming te komen is gelegen in het feit, dat de landen zoveel mogelijk willen vasthouden aan hun bestaand betonningsstelsel. Na Wereldoorlog I is de Volkenbond na verschillende conferenties tot een internationaal betonningsstelsel gekomen, dat o.a. niet door de V.S. werd aanvaard. Van de nabuurstaten hebben Engeland, Frankrijk en België dit stelsel aanvaard, Nederland echter nog niet. Bij het Nederlandse betonningsstelsel wordt het lateraal stelsel toegepast, waarbij in bepaalde vaarwaters de verschillende soorten boeien liggen ten opzichte van de koers, die de zeevarenden hebben te volgen. In het internationale systeem wordt ook gebruik gemaakt van het cardinaal stelsel waarbij de verschillende soorten boeien liggen in vier kwadranten (Noord, Zuid, Oost, West) ten opzichte van het te beboeien of te bebakenen gevaar.
Het beheer van de betonning en bebakening in zee, vaarwaters naar zee en op het IJselmeer berust bij de Dienst van „het Loodswezen, Betonning, Bebakening en (Kust)verlichting”, ressorterende onder het ministerie van Marine; voor de binnenwateren onder de desbetreffende dienst van het ministerie van Verkeer en Waterstaat; betonning en bebakening in havens is vaak gemeentelijk.
H. TICHELMAN
Betonningsvaartuigen zijn vaartuigen ten dienste van de betonning en bebakening voor het verwisselen en onderhoud van de betonning ten dienste van de scheepvaart en het vullen van lichtboeien met gas (propaan). De zeegaande betonningsvaartuigen worden boeienleggers genoemd.