Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KUSTVERLICHTING

betekenis & definitie

systeem van verlichting langs de kust ten dienste van de scheepvaart. In Nederland vormt zij een onderdeel van het Loodswezen, in tegenstelling met de verlichting der binnenwateren, die onder het ministerie van Waterstaat ressorteert of die der verschillende havens, welke veelal door de betrokken gemeente wordt verzorgd.

1. De primaire kustverlichting heeft een tweeledig doel, nl. een veilige vaart te verzekeren aan de scheepvaart langs de kust en voorts het geven van aanwijzingen over de richting waarin een zeegat moet worden aangelopen uit volle zee. Zij omvat de verankerde lichtschepen in volle zee, de grote lichttorens (vuurtorens) of verkenningslichten, de lichtboeien, die als buitentonnen de banken voor de kust en andere obstakels voor de scheepvaart dekken en de lichtboeien, die de op mijnen geveegde geulen in volle zee aanduiden.

Eeuwenlang heeft men open vuren als lichtbron voor de kustverlichting gebruikt. Als bekendste vuurtoren der Oudheid wordt genoemd die van Alexandrië, gebouwd op het eilandje Pharos, ca 280 v. Chr. Hij gold als een der zeven wonderen van de wereld. In Nederland brandde men open vuren op de daarvoor geschikte duintoppen. De laatste daarvan werd eerst in de 19de eeuw voor goed gedoofd. Als gevolg daarvan wordt aan boord nog steeds gesproken van vurenzicht, van vuurtoren en vuurschepen. De oudste vuurtoren, die nog als een der krachtigste verkenningslichten dienst doet, is de „Brandaris” op Terschelling. In 1840 werd de eerste speciaal gebouwde moderne lichttoren op West-Schouwen in gebruik genomen.

Een modern verkenningslicht bevat een optiek, bestaande uit een aantal lenzenstellen of panelen, waarvan elk het licht van de lichtbron in een bepaalde richting of lichtbundel concentreert. Een lenzenstel bestaat gewoonlijk uit planconvexe lenzen, meestal gecompleteerd door een systeem van prismatische glasringen. Dit paneel wordt rondgedraaid. De wijze van samenstelling uit panelen en de snelheid waarmee een optiek rond de lichtbron draait, bepalen het karakter van het licht.

Ter voorkoming van noodlottige vergissingen is verscheidenheid in het voorkomen der lichten vereist. Elk licht moet dus van de lichten in de nabijheid een scherp onderscheiden karakter hebben. Voor de grote verkenningslichten wordt op de Nederlandse kust een herhaling van hetzelfde karakter op een afstand van meer dan 60 zeemijlen toelaatbaar geacht.

De meest belangrijke lichttorens zijn bewaakt, d.w.z. dat voortdurend een lichtwachter aanwezig is, ook al zijn de installaties van die torens zodanig ingericht, dat bij storing in het electrisch net automatisch een andere lichtbron daarvoor in de plaats wordt gesteld en dan tegelijkertijd de electromotor voor het aandrijven van het draaiende lichttoestel wordt vervangen door een uurwerk of luchtmotor.

De grote lichtboeien, die ver in zee buiten de banken als „buitentonnen” liggen, zijn in den regel tevens ingericht als brulboei; het boeilichaam is tevens gashouder voor het licht,

2. De secundaire verlichting dient om de scheepvaart mogelijk te maken onder de kust, in de zeearmen, binnenzeeën en benedenrivieren. Zij omvat (voor zover de dienst van de Betonning, Bebakening en Verlichting daarin voor de algemene navigatie voorziet) een 130-tal minder krachtige lichttorens, lichtopstanden en geleide-lichten, alsmede een 200-tal lichtboeien. Vele kleinere lichten werken automatisch door middel van klokken, waardoor het licht vóór zonsondergang gaat branden en na zonsopkomst wordt gedoofd. Deze klokken hebben een astronomische schijf, waardoor de lichten van 21 Juni tot 21 Dec. dagelijks een paar minuten eerder gaan branden en een paar minuten later worden gedoofd, terwijl van 21 Dec. tot 21 Juni het omgekeerde plaats heeft. Bij het uitvallen van de stroom schakelen vele van deze lichten automatisch over op de als reserve aangebrachte propaangasinstallatie. Terwijl de vastopgestelde lichten, waar mogelijk, zijn ingericht voor electriciteit, branden de lichtboeien alle op gas.; rode (stuurboord) boeien hebben een wit onderbroken licht, zwarte (bakboord) boeien hebben een rood onderbroken licht. De boeien zijn daartoe van een automatisch werkend toestel voorzien, dat periodiek gas naar de gaskous toevoert, waardoor het karakter der lichtboei ontstaat. De grotere lichtboeien kunnen meer dan een jaar op hun gasvulling branden. In 1909 werd het „Proefstation der Kustverlichting” te Scheveningen gesticht, later „Technische Dienst der Kustverlichting” genoemd. Deze inrichting heeft Nederland een goede naam bezorgd op het gebied der kustverlichting, met name door constructie van lichtbronnen. z ook betonning en bebakening.
H. TICHELMAN.

< >