23ste president der V.S. (North Bend, Ohio, 20 Aug. 1833 - Indianapolis 13 Mrt 1901), kleinzoon van William Henry. Hij vestigde zich als advocaat in Cincinnati, later in Indianapolis en nam als tegenstander van de slavernij in 1861 dienst in het leger der Noordelijken; tijdens deze oorlog klom hij op tot de rang van brigade-generaal.
In 1865 keerde hij als advocaat naar Indianapolis terug. Hij werd alom gewaardeerd als een scherpzinnig en integer jurist en werd in 1881 senator; in 1888 werd hij vooral als kleinzoon van zijn grootvader candidaat gesteld voor het presidentschap door de Republikeinen en hij aanvaardde in Mrt 1889 zijn ambt. Zijn bewind stelde het volk in menig opzicht teleur: het McKinley-tarief werd ongunstig ontvangen en de Sherman Anti-Trust-Act bleek al dadelijk een dode letter; daartegen woog het succes van de Pan-Amerikaanse conferentie, door zijn energieke minister van Buitenlandse Zaken Blaine bijeengeroepen en de eerste van een reeks, niet voldoende op. Bij de verkiezing van 1892 werd hij verslagen door Cleveland, die hij in 1888 had overwonnen, en hij trad af in 1893; hierna hervatte hij zijn advocatenpraktijk. Op een internationale bijeenkomst te Parijs (1899) bepleitte hij de zaak van Venezuela. Van zijn hand verschenen This country of ours (1897) en Views of ariex-president (1901).Lit.: L. Wallace, Life of B. H. (Philadelphia 1888).