Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Belial

betekenis & definitie

(of ook Beliar) is de Griekse omschrijving van een (samengesteld) Hebreeuws woord, dat „nutteloosheid” of „nietswaardigheid” betekent. Belials-kinderen of Belials-mannen zijn volgens het Oude Testament (bijv.

Deut. 13, 14; Richt. 19, 22) slechte of goddeloze mensen; de „beken Belials” (Psalm 18, 5) zijn verderfelijke of gevaarlijke beken. „Wat geen nut doet” (vgl. ons „deugniet”) is op meer dan één plaats in het Oude Test. (bijv. Jer. 2, 8) een omschrijving voor „afgod” (bij wijze van euphemisme). Dus is het begrijpelijk, dat Belial of Beliar in de latere Joodse geschriften en ook in het Nieuwe Test. (II Kor. 6, 15) de naam is geworden van den Satan, den vijand van het licht en de oorzaak van alle ellende. Afleiding van deze naam uit het Babylonisch (waar de naam van een godin der onderwereld Belili luidt) is o.i. onwaarschijnlijk en overbodig. Op grond hiervan heeft men het Hebreeuwse beli-jd‘al ook willen verklaren in verband met de onderwereld, die de schimmen „niet meer boven doet komen,” daar het dodenrijk werd beschouwd als „het land zonder terugkeer”, PROF. DR F.

M. TH. BÖHL BELISARIUS (ca 500-565), veldheer van den Byzantijnsen keizer Justinianus I, had zijn carrière aanvankelijk te danken aan het feit, dat zijn vrouw Antonina, dochter van een wagenmenner, de vriendin was van keizerin Theodora. Zijn naam vestigde hij door — na een veldtocht tegen de Perzen te hebben geleid -— het ontzettende Nika-oproer* te Constantinopel te dempen en daardoor Justinianus te helpen het absolute gezag te vestigen (532). Daarop werd hem opgedragen, het Wandalenrijk op de noordkust van Afrika te onderwerpen, welke opdracht hij volvoerde, na den WandalenkoningGelimer gevangen te hebben genomen, van 533-534. Nu was de herovering van Italië — dat toen door de Oost-Goten onder de opvolgers van Theoderik den Grote werd beheerst —, en daarmee het herstel van het oude Romeinse rijk aan de orde.

Belisarius bezette daartoe eerst de eilanden, toen Rome —- waar hij een beleg van een jaar doorstond — en eindelijk de hoofdstad Ravenna (540). Den koning der Goten, Witigis, voerde hij als gevangene naar Constantinopel. Maar onderwijl waren de Perzen hun aanvallen tegen Klein-Azië weer begonnen. Justinianus moest daartegen nu zijn krachten concentreren en Belisarius voerde twee jaar lang strijd in het Oosten (541-542). Deze tweefrontenoorlog matte het rijk af. Want weer kwamen de Goten in opstand en weer moest Belisarius daarheen (544).

Ditmaal werd hij slecht uit Byzantium gesteund, misschien ook omdat zijn vijanden aan het hof hem bij den keizer verdacht maakten. In 548 werd hij teruggeroepen. Elf jaar later werd hij nog eens aan het hoofd van het leger geplaatst, omdat de Bulgaren over de Donau waren getrokken. Hij dreef ze terug.De legende maakte van Belisarius een in ongenade gevallen held, die zijn leven bedelend zou hebben geëindigd. In Middelgriekse volksliederen komt hij als van zijn gezicht beroofde bedelaar voor. In Europa heeft de Belisariusfiguur op deze wijze haar intocht gedaan door MarmontePs roman Bélisaire (1766).

Lit.: J. v. Pflugk-Harttung, Belisars Vandalenkrieg, in: Hist. Zeitschr. 1889; J. B. Bury, A history of the later Roman Empire (Lóndon 1923); Procopius, ed. J.

Haury (Lipsiae 19051913). Een volkstekst en bibliografie bij R. Cantarella, Studi Bisantini (1935); C. Amantos, Geschiedenis van het Byz. Rijk (in het Grieks) (Athene 1939); Ch. Diehl, Justinien (Paris 1901).

< >