is de hoofdstad van de autonome Russische Sovjet-republiek Adsjaristan (Adsjarië) in Russisch-Kaukasië, en de beste en voornaamste haven van de Kaukasische Zwarte Zee-kust; het ligt aan de spoorweg naar Tiflis. De stad telt (1939) 71 000 inw.
De uitvoer bestaat vnl. uit aardolieproducten. De door twee pijpleidingen aangevoerde aardolie wordt er geraffineerd; capaciteit 18 500 000 ton per jaar. De rede voor de haven is goed, doch klein; schepen met minder dan 6 m diepgang kunnen aan de kade liggen. Het klimaat laat subtropische vegetatie toe (theeplantages). Fruit (vooral citrus) wordt in de fabrieken verwerkt (40 millioen vruchten per jaar).In de Oudheid werd deze stad Bathys en ten tijde van Justinianus Petra genoemd; zij was een militair station der Romeinen. In de middeleeuwen was Batoem, onder de naam Wati, in het bezit der vorsten van Goerim en in het begin der 17de eeuw als Bathoemi in Turkse handen. Op het Berlijns congres van 1878 werd het aan Rusland afgestaan en tot een vrijhaven verklaard; in 1886 is laatstgenoemde bepaling echter opgeheven. De stad werd ingevolge het verdrag van Brest-Litowsk door de Russen geëvacueerd en op 15 Apr. 1918 trokken de Turken na krachtig verzet van Armenische en Georgische vrijscharen er in, doch in Nov. van hetzelfde jaar moesten zij haar, na de wapenstilstand van Moedros, ontruimen voor de Engelsen, die er tot 1920 bleven en het jaar daarop werd Batoem bij verdrag tussen Rusland en de Turkse nationalisten weer aan het eerste land afgestaan.
In Wereldoorlog II was Batoem, na de verovering van Noworossiisk (6 Sept. 1942) door de Duitsers, de laatste basis voor de Russische Zwarte Zee-vloot. Von Manstein trachtte dan ook na de bezetting van Noworossiisk door een snelle opmars naar'het Zuiden de hand op Batoem te leggen. Bij Toeapse werd zijn leger evenwel tot staan gebracht.