of Euskara is een taal, die niet tot het Indo-Europees behoort en zich kenmerkt door een zeer ouderwets karakter. Het fonetische systeem is heel rijk, vooral aan verschillende spiranten, gemouilleerde klanken en talrijke tweeklanken.
In grammaticaal opzicht is opmerkelijk de rijke ontwikkeling der suffixen, daarnaast ook inschuiving van pronomina in het verbum. Het werkwoord heeft een groot aantal wijzen en tijden; passieve vormen overheersen (in plaats van „de man slaat het kind” zegt men dus „door den man wordt het kind geslagen”). Onderscheid van geslacht bestaat niet, tenzij in het geval, dat men het geslacht van de aangesproken persoon wil aanduiden. De taal is verdeeld in een zeer groot aantal dialecten; voor de studie van deze heeft prins L. L. Bonaparte zich veel verdienste verworven, terwijl de vergelijkende bestudering van deze dialecten voor het eerst door Nederlandse geleerden is ter hand genomen (Van Eys, Grammaire comparée des dialectes basques, Paris 1879 en C.
C. Uhlenbeck, Beiträge zu einer vergleichenden Lautlehre der baskischen Dialecte, Amsterdam 1903, herzien 1923).Wat de herkomst van het Baskisch betreft, heeft men reeds vroeg gemeend, dat deze taal een voortzetting van het Iberisch zou zijn. (Zo reeds W. von Humboldt). Daar echter deze taal zelf slechts zeer gebrekkig bekend is, valt het moeilijk hier een overtuigend bewijs te leveren. Archaeologische gegevens spreken echter tegen een dergelijke verwantschap (Bosch y Gimpera).
Nieuwere onderzoekingen hebben uitgemaakt, dat sedert het aeneolithicum inheemse Pyreneese mensentypen zich tot op de huidige dag in de Baskische bergdalen hebben kunnen handhaven en dat een Iberische oorsprong der Basken voor uitgesloten moet worden gehouden.
Men heeft dan ook in andere richtingen gezocht, en bijv. wegens de passieve verbaalvormen aan samenhang met Kaukasische talen gedacht (Uhlenbeck en Winckler). In dit verband verdient ook de mogelijkheid van samenhang met het Etruskisch enige overweging. Intussen zou een verband met Hamietische talen eerder voor de hand liggen, maar de aanwijzingen, die daarvoor zijn bijeengebracht (bchuchardt) zijn buitengewoon zwak. Zo blijft het raadsel van het Baskisch nog onopgelost.
Lit.: J. Vinson, Les Basques et le pays basque (Paris 1882); H Schuchardt, Primitiae linguae vasconicae (Leipzig 1923); I thurry, Grammaire basque (Bayonne 1895); Azkue, Cancionero Vasco (7 dln, 1912-1919). Voor Van Eys en Uhlenbeck zie boven. Een voortreffelijk overzicht met literatuuropgave geeft W. Meyer-Lübke in de Germanisch-Romanische Monatsschrift (1924), blz. 171-189; K. Bouda, Das transitive und das intransitive Verbum des Baskischen (Amsterdam 1933); W.
Rollo, The Basque dialect of Marquina (Leiden 1925); C. C. Uhlenbeck, De jongste denkbeelden over de oorsprong der Basken (Med. Ned. Ak. v. Wet. afd.
Letterk. dl 74); Id., De oudere lagen v. d. Baskische woordenschat (Med. Ned. Ak. v. Wet. 1942). Het Tijdschrift voor Baskische studiën is de sedert 1907 verschijnende Revue des Études basques.