Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Basiledes

betekenis & definitie

leerling van Glaukias, is een van de oudste Gnostici en leefde ± 125 n. Chr.

Volgens Irenaeüs (I, 24 : 1) en Eusebius (Kerk- gesch. IV, 7 : 3) heeft hij te Alexandrië geleerd; verder is ons omtrent zijn leven niets met zekerheid bekend. Zijn leer vinden wij bij Irenaeüs, Clemens van Alexandrië en Hippolytus (Haer. VII), waarbij het echter vrijwel onmogelijk is de gedachten van den meester te onderscheiden van latere misvorming. Vooral is dit het geval bij wat Hippolytus van Rome en Epiphanius mededelen. Duidelijk is, dat hij Theodicee door Theogonie leert, wat de typisch-gnostische oplossing is van het typisch-gnostische probleem, nl. de vraag naar de oorsprong van het onvolmaakte en kwade.

Boeddhistische invloed in te roepen om belangstelling voor deze vraag te verklaren, is een overbodige moeite: onschuldig lijden trekt overal en altijd aandacht. Evenmin is het nodig aan te nemen, dat hij zijn „dualistische” opvatting uit Perzië zou hebben betrokken: de vereenzelviging van de tegenstelling „licht-duisternis” met die van „goed-kwaad” is algemeen menselijk. Antiek is de gedachte van een „goddelijke zielekiem”, die dan ook onvernietigbaar is. Zij leidt tot een ethiek van zelfverlossing, waarin de gedachte van zielsverhuizing gemakkelijk haar plaats vond. Hoe hij nu het oorspronkelijke goddelijke liet uitstralen en verflauwen door 365 steeds armer wordende emanaties en of hij de „volheid” van deze emanaties met het raadselwoord abraxas of abrasax (A+B+P + A + S' enz. = 365) aangeduid zal hebben, is ten slotte bijzaak. Clemens Alexandrinus en de grote ketterbestrijders hadden gelijk, toen zij hem, van de Christelijke godskennis uit oordelende, atheïst noemden.

Immers deze gnostische leer ziet de godheid als een soort kracht en de schepping als een soort proces, waarin „goddelijke” elementen weder opstijgen tot hun bron. In dit geheel past een daad Gods in de historische verschijning van Jezus Christus niet. Zijn Christologie is dan ook docetisch. Onder zijn volgelingen hebben sommigen de consequentie getrokken, dat zonde buiten het „goddelijke” element in de mens omgaat en die consequentie in zedeloze praktijken omgezet.Of zijn leer direct samenhangt met Syrische Gnostiek (Satornilus) is verre van zeker. Hij zelf noemde als haar bron „geheime overlevering”. Hij schreef een commentaar in 24 boeken op een door hem gebruikt Evangelie. Welk Evangelie dit was, is niet bekend. Van zijn werk zijn enkele fragmenten bij Epiphanius en Clemens Alexandrinus bewaard. Volgens Origenes heeft hij ook gedichten vervaardigd.

Zijn zoon Isidorus heeft ethische en exegetische geschriften nagelaten, die echter verloren zijn gegaan. Zijn aanhangers, de Basilidianen, vormden tot diep in de 4de eeuw een gemeenschap met eigen spreekwijzen en symbolen. Zij stemden op belangrijke punten niet in met hun meester, daar zij den God der Israëlieten beschouwden als den tegenstander (Marcionitisme), terwijl zij, de docetische lijn doortrekkende, het gehele leven van Jezus als schijn beschouwden en zich aan alle godsdienstige vormen accommodeerden, zelfs heidense. PROF. DR J. DE ZWAAN

Lit.: De Faye, Gnostiques et gnosticisme (Paris 1925); P. Hendrix, De Alexandrijnsche haeresiarch Basilides (Amsterdam 1926).

< >