Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Bartholomé estéban MURILLO

betekenis & definitie

Spaans schilder uit Andalusië (Sevilla ged. i Jan. 1618 3 Apr. 1682), was een leerling van Juan de Castillo, aan wie hij, behalve technische kunstgrepen, niet veel te danken had. Hij hield zich ernstig bezig met oudere Italiaanse en Nederlandse kunstwerken, die toen in de huizen van voorname Spanjaarden te vinden waren (Rubens, Van Dyck, Raphaël en Correggio).

Van hen alleen kon hij die hem kenmerkende zin voor de vloeiende lijn en voor het warme, naar de bruine kant neigend, vaak fluweelachtig coloriet hebben geleerd. Toch is er nooit sprake van een navolging in slaafse zin. Murillo heeft uit hetgeen hij van andere meesters mag hebben gezien zeer vroeg een eigen stijl weten op te bouwen, die hij zijn gehele leven heeft volgehouden en gestadig heeft hij zich zelfstandig verder ontwikkeld. Of hij inderdaad — zelfs op initiatief of in elk geval met aanbeveling van Velâzquez — aan het hof van Madrid is gekomen, waar hij ook, na Velâzquez’ dood zou hebben gewerkt, is onzeker. Maar Velâzquez’ schilderijen heeft hij zeker gekend, evenals die van Ribera en Zurbaran. Geen hunner echter heeft zijn richting eenzijdig bepaald.

Met zijn groot talent heeft Murillo zich nochtans wat de keuze zijner onderwerpen betreft aan weinig gegevens gehouden. Hij is in de eerste plaats religieus schilder gebleven, ook voor het portret niet onbegaafd, buitengewoon geschikt voor het vrije genrestuk, zelfs, zoals uit zijn bijwerk telkens blijkt, voor het landschap. Hij heeft voor Spanje trachten te doen wat Raphaël had gedaan voor Italië: het creëren van een Madonnatype, dat aan de religieuze en aesthetische behoeften van de tijd voldeed, vooral van de „Madonna van de Onbevlekte Ontvangenis”. Zijn kunst, gemakkelijk begrijpelijk voor het grote publiek, is wellicht mede door deze populariteit in discrediet geraakt, maar met zijn liefelijkheid, zijn prachtige toon en zijn exquis palet kan men hem zeker op één lijn stellen met Van Dyck en Rubens, al blijft de reeks onderwerpen die toen aan de orde waren ietwat beperkt. In de vroege tijd, als in de serie geschilderd voor het Franciscanenklooster te Sevilla (o.a. de legende van de H. Diego, de zgn.

Engelekeuken), mocht het nog lijken, dat Murillo zou trachten door voortdurende afwisseling in de inhoud zijn publiek te boeien, maar in verhouding tot de enkele frappante taferelen zijn de latere werken wat hun onderwerp aangaat meestal conventioneel. Dat geldt voor zijn talrijke voorstellingen uit het leven van de H. Francisais en de H. Antonius van Padua, zijn vele Madonna’s met het Kind of zijn altijd weer tot nieuwe kleursymphonieën leidende doeken van de „Onbevlekte Ontvangenis”. Maar, of hij nu onderwerpen uit de gewijde historie schildert of zijn genretaferelen van Spaanse straatjongens, steeds ziét hij de situatie en verdiept zich er in met die zwier en die lichtheid, die niet het gevolg zijn van artificiële pose, maar die behoren tot het zuidelijk ras.DR M. ELISABETH HOUTZAGER

Lit.: Tubino, M. (Sevilla 1864) ; M. B. Gurtis, Velâzquez and M. (London-New York 1883); L Alfonso, M. (Barcelona 1886); K. Justi, M. (Leipzig 1904); A. L. Mayer, M. (Berlin-Stuttgart 1913); H.

Knackfuss, M. (Leipzig 1919); S. Montoto, M. (Barcelona 1932); Fr. Pompey, El arte español (Madrid 1940), p. 55 v.v.; A. Munoz, M. (Madrid 1943); E. Lafuente Ferrari, Breve historia de la pintura española (Madrid 1946), p. 199-213.

< >