Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Bank for international settlements

betekenis & definitie

of Bank voor Verrekening van Internationale Betalingen werd in 1930 te Bazel opgericht als onderdeel van het Toung-plan, dat de door Duitsland na Wereldoorlog I te verrichten reparatiebetalingen, aanvankelijk in het Dawes-plan vastgelegd, op nieuwe grondslagen regelde.

Haar statutair kapitaal bedraagt Zw. frs 500 millioen, waarop 25 pet is gestort. De centrale banken van België, Duitsland, Frankrijk, GrootBrittannië, Italië, alsmede een Amerikaanse bankgroep onder leiding van J. P. Morgan & Co. en een groep Japanse banken hebben als oprichters gefungeerd; op 20 Mei 1930 werden door elk der oprichters en door de centrale banken van Nederland, Zweden en Zwitserland elk 4000 aandelen van Zw. frs 2500 overgenomen, een maand later werd door een aantal andere centrale banken gevolg gegeven aan de uitnodiging om 4000 aandelen over te nemen. Uitgenodigd werden slechts centrale banken van landen, die belang bij de Duitse herstelbetalingen hadden, of aan de eisen van de gouden standaard practisch voldeden. De centrale banken behoeven de door haar genomen aandelen niet zelf in portefeuille te houden.

In Frankrijk en België zijn de aandelen publiek geëmitteerd, in de V.S. en Japan zijn zij bij een aantal particuliere banken ondergebracht. In deze gevallen blijft echter volgens de statuten het stemrecht ter algemene vergadering bij de centrale banken der betrokken landen berusten.

BALANSCIJFERS B.I.S. (PER 31 MRT IN MILLIOENEN ZWITSERSE GOUDFRANCS)

1931 Ï939 1947 1931 1939 1947

Goud 38,7 82,7 Kapitaal 103,2 125,0 125,0

Kas 7,2 23.6 9,i Reserves — 24.3 19,9

Deposito’s op korte termijn

(valuta):

Direct opeisbare vorderingen 186,3 32,7 0,5 Centr. bank., eig. rek. . . 811,8 143,5 8.1

Centr. bank., derden . . . 653.2 1,8 0,9

Wissels 609,5 216,9 27,6 Andere deposito’s .... 14,0 4,4 0,6

Deposito’s op korte termijn

Deposito’s op termijn . . . 863,5 32,8 13,0 (goud) — 9,7 18,1

Deposito’s op lange termijn 301,2 255.2 228,9

Diverse andere beleggingen . 222,7 258,7 74,6

Beleggingen in Duitsland . . — — 291,2 Diversen 6,6 34,i 97,6

Andere activa 12,0 3,o 0,5 Winst 11,2 8.6 —

i 901,2 606,4 499,2 i 901,2 606,6 499,i

Het bestuur der Bank is opgedragen aan een Raad van Beheer, waarvan de presidenten der oprichtende centrale banken of hun vertegenwoordigers ex ofïïcio lid zijn en elk één landgenoot benoemen. Deze 14 leden kiezen nog ten hoogste 9 leden uit door de presidenten der overige in het kapitaal deelnemende centrale banken op te maken lijsten. De Raad van Beheer kiest uit zijn midden een voorzitter, die tevens president is van de Bank en als zodanig de Bank leidt. Een directeur is belast met de dagelijkse uitvoering van de operaties en staat aan het hoofd van de staf.

De werkzaamheden van de Bank worden geregeld door haar statuten, die als bijlage aan het verdrag tussen de crediteurstaten en Duitsland enerzijds en Zwitserland anderzijds waren toegevoegd, en — voor zover deze haar taak terzake van de herstelbetalingen betreffen — door de trustovereenkomst tussen de crediteurstaten en de Bank. Laatstbedoelde werkzaamheden bestonden in de administratie van de beide aan Duitsland verstrekte internationale herstelleningen, de Dawes-lening-ig24en deYoung-lening -1930 (van de laatstgenoemde lening fungeerde de Bank ook als emittente), terwijl, indien betalingsmoeilijkheden zouden ontstaan, de mogelijkheid van steunverlening was voorzien. De herstelbetalingen werden echter als gevolg van het Hoover-moratorium op 1 Juli 1931 gestaakt. Omstreeks deze datum was door de Bank, te zamen met de Federal Reserve Bank of New York en de centrale banken van Engeland en Frankrijk, een crediet van $ 100 millioen aan de Duitse Rijksbank verleend.

De, bij de oorspronkelijke opzet als facultatief beschouwde, algemene functies van de Bank zijn in de statuten meer op de voorgrond gekomen; art. 3 der statuten omschrijft in dit opzicht het doel der Bank aldus: „Doel der bank is de samenwerking der centrale banken te bevorderen, de internationale financiële operaties te vergemakkelijken en als trustee of vertegenwoordiger op te treden bij internationale verrekeningen, die haar bij overeenkomst door de betrokken partijen zullen worden opgedragen”.

De Raad van Beheer bepaalt de aard van de werkzaamheden der Bank; de statuten geven een lijst van operaties, die voor haar in aanmerking komen; deze lijst staat alle transacties toe,die in het algemeen aan een centrale bank zijn opgedragen, zoals de aan- en verkoop van goud, wissels, schatkistpapier en effecten, de verstrekking van crediet tegen onderpand van de genoemde activa, het geven en nemen van betaalmiddelen a deposito. Deze opstelling is echter niet limitatief. Verboden zijn uitgifte van bankbiljetten, uitoefening van het acceptbedrijf en verlening van voorschotten aan regeringen. De transacties voor eigen rekening mogen slechts in die valuta’s worden uitgevoerd, die, volgens het oordeel van de Raad van Beheer, practisch aan de eisen van de gouden of goudwisselstandaard voldoen.

De operaties der Bank worden uitgevoerd in overeenstemming met de monetaire politiek van de betrokken landen. Alvorens een transactie wordt afgesloten op een bepaalde markt of in een bepaalde valuta, geeft de Raad van Beheer aan de betrokken centrale bank gelegenheid om haar veto uit te spreken; gaat deze daartoe over, dan blijft de transactie achterwege. Dekkingsvoorschriften zijn in de statuten niet opgenomen; slechts is in het algemeen voorgeschreven, dat in het bijzonder voor de handhaving van de liquiditeit gezorgd zal moeten worden, doordat de activa, wat aard en vervaltijd betreft, corresponderen met de passiva en voorts, dat de valuta der activa bepaald zal worden in verband met die verplichtingen.

De wijze, waarop zich de werkzaamheden der Bank hebben ontwikkeld, kan het beste worden nagegaan aan de hand van de bovenstaande balanscijfers, waarvoor zijn gekozen die per 31 Mrt 1931 (einde van het eerste boekjaar, het enige waarin de herstelbetalingen volgens het vastgestelde schema binnenkwamen), 31 Mrt 1939 (het laatste boekjaar voor het uitbreken van Wereldoorlog II) en 31 Mrt 1947 (de meest recente jaarcijfers).

Bij deze cijfers moet worden aangetekend, dat zij, aangezien de samenstelling van verschillende posten bij herhaling gewijzigd is, niet ten volle vergelijkbaar zijn. Deposito’s van centrale banken ten name van derden zijn deposito’s van regeringen, in de eerste plaats van die regeringen, die bij de reparatiebetalingen waren betrokken. Ook deposito’s op lange termijn zijn geheel uit de toepassing van het Young-plan voortgevloeid; zij bestaan thans uit deposito’s, tot het renteloos beschikbaar stellen waarvan de crediteurstaten zich verplicht hadden, en een tegoed van de Duitse regering ten bedrage van Frs 76,3 millioen. Deposito’s op korte termijn (goud) zijn op goudbasis toevertrouwde gelden in verband met de verrekeningen, voortvloeiende uit het internationale postverkeer. De post Diversen aan de passiefzijde der balans bevat vnl. een extra reserve voor onvoorziene omstandigheden, gevormd door herwaardering van bepaalde activa.

Naast het eigen goudbezit had op 31 Mrt 1947 de Bank goud van centrale banken in earmarkdepot tot een bedrag van Frs 45,9 millioen. De post Wissels bevat de herdisconteerbare portefeuille; de wissels, die niet door de centrale banken van de betrokken landen kunnen worden overgenomen, paraisseren onder Diverse andere beleggingen. De beleggingen in Duitsland zijn per 31 Mrt 1947 voor het eerst afzonderlijk gepubliceerd; daarvóór vormden zij het voornaamste bestanddeel van de post Diverse andere beleggingen. Tot deze beleggingen is in 1930 en 1931 overeenkomstig de bepalingen van het Young-plan overgegaan uit de deposito’s der crediteurstaten, ten einde op deze wijze de transfereringen der herstelbetalingen te effectueren (aldus werden rijksmarken omgezet in valuta’s, die voor de betalingen aan de crediteurstaten nodig waren). Tegenover deze beleggingen staan de reeds genoemde reparatiedeposito’s en de extra reserve. De overige Frs 208 millioen activa bestaan uit Frs 82,7 millioen goud, voor Frs 5,9 millioen uit vorderingen wegens termijntransacties in goud (verkoop met beding van terugkoop op termijn) en voor de rest vrijwel geheel uit activa, uitgedrukt in Zwitserse francs of Amerikaanse dollars.

Deze cijfers kunnen uiteraard niet tot uitdrukking brengen het belangrijke werk, dat de Bank heeft verricht als centrum voor de samenwerking tussen de centrale banken en als bron van voorlichting op financieel en economisch gebied. Zij doen zien, dat de omvang van de werkzaamheden der Bank niet slechts voor wat betreft de herstelbetalingen, die, zoals reeds is vermeld, ruim één jaar na de invoering van het Young-plan gestaakt werden, maar ook op het gebied van het internationale betalingsverkeer — na een zeer opmerkelijke expansie gedurende het eerste jaar van haar bestaan — tot bescheiden proporties is teruggelopen.

Het aanvankelijk door de centrale banken bij de Bank rentegevend belegde gedeelte harer dekkingsreserves is, door de credietcrisis in Europa, die culmineerde in het opgeven van de gouden standaard door Engeland, zeer sterk gedaald. Als gevolg van Wereldoorlog II zijn de operaties van de Bank uiteraard sterk afgenomen, voorts moest zij toen bedacht zijn op zekerheid en liquiditeit, waarvan een sterke vergroting van het, onrendabele, goudbezit het gevolg was.

Na de staking der vijandelijkheden scheen het bestaan der Bank aanvankelijk bedreigd door de stichting van de te Bretton Woods* in het leven geroepen instituten. In Apr. 1947 is intussen de basis voor samenwerking tussen deze instituten enerzijds en de Bank anderzijds tot stand gekomen, waarbij de Monetaire en Economische Afdeling van de Bank beschikbaar werd gesteld ter vergemakkelijking van de uitvoering van de taak der Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling in Europa. DR F. H. REPELIUS

Lit.: J. H. O. van den Bosch, Beschouwingen over de Bank voor Int. Betalingen (1931); Jaarversl. B. v. Int. Bet.

< >