Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

BABASSUPALM

betekenis & definitie

is de naam, waarmee zowel Attalea funifera Mart., als Orbignya Martiana Barb. Rod. en verwante soorten uit Oost-Brazilië worden aangeduid.

Het zijn 6-10 m hoge palmen met ongeveer even lange, regelmatig geveerde bladeren. De vrouwelijke bloemen geven donkerbruine tot zwarte steenvruchten, die eivormig, meestal 10 cm lang en 5-6 cm dik zijn. De buitenste laag van de vrucht, het epicarp, is 1-2 mm dik en bestaat uit vezels, daarop volgt het 3-6 mm dikke mesocarp, een zetmeel houdende substantie, de fouba, waar een zeer voedzaam meel, dat naar chocolade smaakt, uit bereid kan worden; daarop volgt een 1 cm dikke steenschaal, die na verkoling een kool levert, die zeer geschikt is voor gasmaskers en dynamiet. Binnen de steenschaal liggen 1-6 4 cm lange, en 15-18 mm dikke zaden, die een geel, soms iets roodachtig vet leveren, het zgn. babassuvet, dat zowel als spijsvet als voor de zeep- en margarinebereiding verhandeld wordt. Ze leveren 64 pct vet met een s.g. 0,912; sm.pt 22,2-26,1 gr. C.; verz. get. 246,9; joodget. 10-17. De bladeren leveren waarschijnlijk een deel van de zgn. piassave-vezels terwijl een verwante soort, de Attalea cohune Mart. uit Honduras, de Cohunepalm, een olie levert, die zelfs als beter dan de cocosolie geldt.DR A. KLEINHOONTE

Lit.: Ubbelohde, Handb. der Oele und Fette, 2. Aufl. Bd II, 1932. Handb. der Lebensmittelchemie (van Juckenack, Bames, Bleyer en Grossfeld) Bd IV, (Berlin 1939); Van de Koppel, Plantaardige grondstoffen uit Brazilië en parallellen met Suriname en Ned.Indië IV: De babassu-palm (Orbignya Martiana Barb. Rod. en zijn vethoudend zaad (Ber. Afd.

Handelsmus, v. h. Kol. Inst. N. 168, Amsterdam 1941).

< >