heet een groep van zes eilanden, gelegen tussen 129o 30' en 130° 5' O.L. v. Gr. en 7o 30' en 8° 10' Z.Br.. behorende tot de Zuid-Wester eilanden in de Zuidelijke Molukken.
De bestuurspost is te Tepa gevestigd. Van deze eilanden ligt Babar het hoogst boven de zee; in het N.O. verheft zich een top tot ± 826 m. De bevolking bedroeg in 1930 11 592 zielen en werd bestuurd door hoofden met de titel Orang-kaja. De bewoners van het hoofdeiland (in 1930 6000 zielen) zijn bijna geheel tot de Prot. Chr. godsdienst overgegaan en Ambonse zeden en gewoonten vinden hier steeds meer ingang. Het aantal volksscholen is in verhouding tot het bevolkingsaantal groot. Het voornaamste exportartikel is copra; maïs en pisang vormen het hoofdvoedsel.DR G. KUPERUS
Lit.: R. Broersma, Land en volk van Molukken Zuid, Kol. Tijdschr. 1935.