Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AUREOOL

betekenis & definitie

(1 meteorologie) of glorie is een meer of minder gekleurde krans, die op een wolk wordt waargenomen rondom de schaduw van den waarnemer. De aureool wordt dus, met de zon in de rug, gezien op een wolk beneden den waarnemer, of (bij zonsopkomst of -ondergang) op hoogstens gelijke hoogte met hem.

Het verschijnsel wordt vooral in de bergen waargenomen (de „glorie” rondom het „spook van de Broeken”, dat niets anders is dan de schaduw van den waarnemer), of van een vliegtuig uit (rondom de schaduw van de machine op de wolken). In vlak land kan men de aureool zien op een mist- of nevelbank.De aureool ontstaat door buiging van het op de wolkendeeltjes vallende zonlicht. Dit licht wordt hierdoor nl. het sterkst verstrooid in voorwaartse en in achterwaartse richting, zodat men uit de naaste omgeving van het tegenpunt der zon een sterker lichtglans ziet komen dan uit richtingen daaromheen. De kleuren ontstaan door interferentie. (Verder: z optische verschijnselen in de atmosfeer). Vroeger werd ook de krans om zon of maan wel aureool genoemd. De aureool is verwant aan de zgn. heiligenschijn, die o.a. op bedauwd gras kan worden waargenomen.

DR P. GROEN

(2 kunst) is een teken van bijzondere uitnemendheid in de vorm van een lichtglans, welke, in tegenstelling tot de nimbus, niet het hoofd van de voorgestelde figuur doch het gehele lichaam omringt. Zij komt waarschijnlijk het eerst voor in de Griekse schilderkunst en is daar, gelijk de nimbus, een stralenkrans, zelden nog gevat in een omtrek. In de Bijbel wordt meermalen gewag gemaakt van zulk een lichtglans (Mozes, afdalend van de berg Sinaï; Christus gedurende Zijn verheerlijking op de Tabor). De manier van voorstellen ontleende de Christelijke kunst ongetwijfeld aan de klassieke Oudheid en aan de Romeinse „clipeus” (een schildvormige versiering achter een gestalte, waaraan ook de nimbus ten dele is ontleend). In de vroege Christelijke kunst en gedurende de volgende tien eeuwen was deze aureool zelden een stervormige stralenbundel; in verreweg de meeste gevallen een gouden of licht getinte schijf achter de figuur. Zij komt minder vaak voor dan de eenvoudiger nimbus.

Het eerst ontmoeten we haar in de mozaïeken der Santa Maria Maggiore te Rome; spoedig wordt het Lam Gods op de berg door een aureool omgeven en niet lang daarna volgen kruis en de, meestal op een palmboom staande vogel Phoenix (symbool der onsterfelijkheid en eeuwige glorie). Van de 5de eeuw af omgeeft ze de gestalte van Christus, en reeds in de vroege middeleeuwen ziet men de aureool om de figuur van Maria, doch minder vaak. Later werd ze meer in het bijzonder gebruikt voor uitbeeldingen, waarbij een bijzondere verheerlijking diende te worden uitgedrukt: verheerlijking op de Tabor, Christus’ Nederdaling ter helle, Zijn Verrijzenis, Hemelvaart en vooral Zijn Hemelse Glorie („Majestas Domini”), ook wanneer Hij bij het Laatste Oordeel op regenboog en wolken zetelt. Zij kan rond zijn; zo bij zittende figuren, doch, daar ze het gehele lichaam omgeeft, is ze meestal ovaal, en dan noemt men ze naar Italiaans gebruik „mandorla” (wijl ze amandelvormig is). Na de middeleeuwen wijkt de omgetrokken aureool geleidelijk voor de stralenkrans (reeds in de late middeleeuwen bij het zgn. „Marianum”) en in de kunst van het Barok wordt ze, vnl. bij de voorstellingen van Maria in haar Onbevlekte Ontvangenis (,,de vrouw, bekleed met de zon”) een gewoonlijk stralenloze lichtschijn, als stond de gestalte vlak voor de zonneschijf (Rubens, Murillo).

DR JOHN B. KNIPPING

Lit.: W. W. S. Cook, The Iconography of the Globe Mandorla, in The Art Bulletin 6 (1924), 38 vlg.; K. Künstle, Ikonographie der christlichen Kunst I (Freiburg i/Br. 1928); J. B. Knipping, De Iconographie van de Contrareformatie in de Nederlanden, II (Hilversum 1941).

< >