(Anna) (Henriëtte), Nederlands schrijfster (Sibolga 26 Nov. 1864 Baarn 10 Febr. 1939), studeerde te Londen en Cambridge, was daarna als lerares verbonden aan de H.B.S. voor meisjes in Batavia, ging vervolgens in de journalistiek (correspondente te Berlijn) en vestigde zich in 1900 in Nederland, waar zij zich geheel aan de letteren wijdde. Zij was jarenlang letterkundig medewerkster aan de [i]Nieuwe Rott.
Courant.[/i] Haar werk, aanvankelijk onder invloed van de woordkunst van Tachtig, onderscheidt zich van begin af aan door oorspronkelijkheid van visie en gegeven- en valt tot de Neo-romantiek te rekenen. Een hoogtepunt in haar verhalend œuvre dat vooral uitnemende novellen bevat, is het fijn geschreven en populair geworden Orpheus in de dessa ( 1902). Haar latere werken, waarin opnieuw hoogtepunten van belang zijn bereikt, genieten ten onrechte minder bekendheid. Uit haar verhalen, die voor een groot deel in het toenmalig Ned.-Indië spelen, spreekt een warme genegenheid voor de inheemse bevolking in de geest van de ethische richting.Bibl.: Facts and Fancies about Java (1898) ; Verborgen bronnen (1899) ; De godin, die wacht (1903) ; Het dure moederschap (1907) ; De drie vrouwen in het heilige woud (1908) ; Het gulden sprookjesboek (1910); Natuur en menschen in Indië (1914); De wake bij de brug (1918) ; Een Javaan (1928); De avonturen van een muzikant (1928); De wijdere wereld (1930); Gods goochelaartjes (1932).
Lit.: W. Kloos, in: Nieuwere Lit. III; M. H. v. Campen, in: Ned. Romancières van onzen tijd (1931); C.
Tazelaar, A. de W., in: Christ, letterk. studies, V (1929); G. Brom, in: Java in onze kunst (1931) ; A. Romein-Verschoor, in: Vrouwenspiegel (1935); El. Augustin, in: Crit. Buil. (1939); M. H. v. d.
Zeyde. in: Jubileumbundel Prof. De Vooys (1940).