noemt men in de Griekse letterkunde de navolging van het zuiver Attisch dialect. Dit streven treedt aan den dag bij verschillende schrijvers in de Hellenistische en Romeinse tijd, toen de „gemeenschapstaal” (Koine) door het volk gesproken werd.
Zij schrijven een kunsttaal, die zich in woordenkeus, grammatica en stijl ten nauwste bij de Attische voorbeelden der 5de en 4de eeuw aansluit. De beweging begon omstreeks 200 v. Chr., en had van de eerste eeuw v. Chr. af vele aanhangers, bijv. Lucianus, Libanius, keizer Julianus. Soms richt de navolging zich naar een enkel voorbeeld: Isokrates, Xenophon of een ander.De Atticisten zijn grammatici, die door het uitgeven van lijsten van zuiver-Attische woorden en uitdrukkingen het Atticisme bevorderen. Hun purisme verwekte veel tegenstand. Een belangrijk Atticist was Aelius Dionysius onder keizer Hadrianus.
Lit.: W. Schmid, Der Attizismus in seinen Hauptvertretem (1887-’97); E. Norden, Die antike Kunstprosa, 2. Audi. (Leipzig 1909).