Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Isokrates

betekenis & definitie

in de canon opgenomen Attische redenaar (Athene 436-338 v. Chr.), genoot zijn opleiding bij filosofen en sophisten, behoorde ook een korte tijd tot de kring der Socratische filosofen; de filosofie beoefende hij echter alleen om de algemene vorming.

Als redenaar mislukte hij; hij werd toen aanvankelijk logograaf, daarna leraar in de welsprekendheid; hij stichtte een school op Chios. Hij doceerde niet alleen welsprekendheid maar ook practische levenswijsheid. Talrijk zijn zijn leerlingen geweest onder de latere staatslieden (Timotheos), geschiedschrijvers (Ephoros, Theopompos) en dichters. Zijn eigen werk is terecht beroemd om de waarlijk feilloze taal en fraaie compositie. Er zijn 21 oraties en g brieven van hem bewaard, vrijwel alle echt; daarvan 6 redevoeringen, die hij voor processen geschreven heeft, 3 paraenetische (meest zedelijke spreuken bevattend) en 12 epideiktische, die vaak slechts naar de vorm redevoeringen, doch in wezen politieke strijdschriften zijn; de voornaamste daarvan zijn de Panegyrikos (lofrede op Athene), de Areopagitikos, Philippus en de Panathendikos. Steeds weer trachtte hij de Grieken, hetzij onder Atheense hetzij onder Macedonische leiding, voor de strijd tegen de Perzen te verenigen. Door zijn humanistische, cosmopolitische en monarchistische idealen is hij een der voorlopers van het Hellenisme geworden. Van belang is zijn werk ook om de verstandige paedagogische inzichten, waarvan het blijk geeft.Bibl.: Orationes, uitg. d. G. E. Benseler, herz. d. F. Blass (herdr. 2 dln, Lipsiae I9i3_,27); Opera omnia, met crit. app. d.

E. Drerup , ... , , I (1906); Discours, tekst met de Fr. vert. Mathieu en E. Brémond (3 dln, Paris 1928-42, Coll. Budé); tekst met Eng. vert. d. G.

B. Norlin en L. Van Hook (3 dln, i928-45, Loeb dass. Libr.); Trapezeticus, vert. en toegel. d. J. G.

A. M. Bongenaar, diss. Utrecht (1933).

Lit.: F. Blass, Die attische Beredsamkeit, II, blz. 8-331 (21892); Kessler, I. und die panhell. Idee (1911); R. v. Pöhlmann, I. und das Problem der Demokratie (1913); A. Bur k, Die Pädagogik des I. (1923); G. Mathieu, Les idéés politiques d’I. (1925); G.

Walberer, I. u. Alkimides, diss. Hamburg (1938); G. SchmitzKahlmann, Das Beispiel der Geschichte im polit. Denken des I. (1939) L. F.

Smith, The Genuiness of the 9th and 3rd Letter of I., diss. Columbia Univ. (1940); J. Frey, Studien zur 3. Rede des I. (Freiburg 1946). Woordenboek d. S.

Preuss (1904); H. M. Hubbell, The Influence of I. on Cicero, Dionysius and Aristides (1914).

< >