wiens naam het Al of het Niets betekent, werd reeds in de oudste tijd tevens als een zonnegod beschouwd. In tegenstelling met de meeste Egyptische goden werd hij geheel mensvormig gedacht.
Het centrum van zijn verering was Heliopolis, „de stad der zon”, waar hij aan het hoofd staat van de Heliopolitaanse godenkring, die een negental goden (de Enneade) omvat. Als hoogste en oudste god speelt hij een belangrijke rol in de kosmogonische mythe. Hij was in de oerwateren, voor er nog een plaats was, waarop hij staan kon. Hij ontstond vanzelf, spontaan, door zijn eigen, scheppend vermogen. Bij zichzelf verwekte hij het eerste godenpaar (Sjoe en Tefnet), van wie dan op normale wijze de andere goden afstammen. Reeds in de oudste tijd is hij in het bijzonder god van de avondzon, tegenover de goden van middagzon (Rē) en morgenzon (Cheperi).