of Bhotan is een onafhankelijke staat in de oostelijke Himalaja in Voor-Indië gelegen, tussen 26° 45' en 28° N.Br. en 89° en 92° O.L. v. Gr.
Op een oppervlakte van 52.000 km2 telt het land naar raming 300.000 inw.Het N. wordt ingenomen door het hooggebergte, het Z. door de voorgebergten van de Himalaja met diep ingesneden rivierdalen; brede heuvelruggen dalen in zuidelijke richting naar de vlakte af. Bhoetan wordt doorsneden door zijrivieren van de Brahmapoetra, waarvan de Manas de belangrijkste is. Het land wordt gekarakteriseerd doordat alle klimaten, van de hete tot de koude luchtstreek, er voorkomen.
Van het midden van de 16de eeuw tot 1907 kende het land een tweehoofdig bestuur. Er waren twee heersers: de Dharma-Radja, als geestelijk opperhoofd, in wiens lichaam de godheid woont, en de Deb-Radja, als wereldlijk opperhoofd. Laatstgenoemde werd om de drie jaar door en uit de penlops of gouverneurs van de provincies Paro, Tongsa en Andipoer gekozen. Zij werden in de regering door een ministerraad bijgestaan. Sedert 1907 zijn de twee heersers vervangen door één hoofd met de titel van maharadja, die gekozen wordt, doch wiens waardigheid erfelijk is. De beide radja’s resideerden vroeger ’s zomers te Tassisoedon, 2225 m boven de zeespiegel, ’s winters te Panakha, 1222 m hoogte.
De bewoners, die zich Bhoetja’s noemen, zijn in naam Boeddhisten. De willekeur en de hebzucht der hogere ambtenaren en de talrijke geestelijken, die de uitgestrekte kloostergoederen verpachten, belemmeren de ontwikkeling van het land. De voornaamste voortbrengselen zijn rijst, millet, walnoten, was, verschillende soorten weefsels, muskus, stofgoud. Uitgevoerd worden olifanten, pony’s, honden. Er is wat nijverheid, o.a. van geweren en zwaarden. Het land heeft uitgebreide en waardevolle bossen.
H. A. BOMER
Lit.: White, Sikhim and Bhutan. Twenty years on the North-East frontier (London 1909); Earl of Ronaldshay, Lands of the Thunderbolt (1923).