Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARCHANGELSK

betekenis & definitie

(1 provincie) is een Russische provincie (Archangelskaja Oblastj) in het stroomgebied van de Onega, de noordelijke Dwina en de Mezen, die tevens het nationale district der Njentsen (Njenjetski Natsionalny Okroeg) en de eilanden Nova Zembla (Nowaja Zemlja), Waigatsj en Kolgoejew omvat. Zij is 652 000 km2 groot en strekt zich uit in drie zonen: de poolzone, de toendrazone en de taigazone.

Bevolking (1939) 1 199 000 inw., waarvan stedelijk 435 000 en landelijk 764 000; zij is overwegend van Russische nationaliteit: alleen in het W. treft men Finnen (Kareliërs, Tsjoeden), in het N.O. Samojeden (Njentsen) aan.In de poolzone liggen de drie bovengenoemde eilanden, die ’s zomers door vissers, robbenslagers en pelsjagers worden bezocht. Nova Zembla heeft een vaste bevolking van ongeveer 400 Njentsen; voorts bevinden zich hier stations voor wetenschappelijke waarnemingen in het poolgebied.

Het nationale district der Njentsen (hoofdstad: Narjan-Mar), dat 214 500 km2 groot is met (1939) naar schatting 17 000 inw., ligt geheel in de toendrazone. Het district strekt zich uit langs de Noordelijke Ijszee van het schiereiland Kanin tot de uitlopers van de Oeral. De toendra is een met mos begroeide, op geringe diepte altijd bevroren vlakte. Zelfs in het midden van de zomer, die hier maar enkele maanden duurt, ontdooit de aardkorst slechts tot op een zeer geringe diepte en verandert alsdan grotendeels in een moeras. In dit ten N. van de poolcirkel gelegen gebied is het klimaat droog en ruw. Rendierenteelt — tegenwoordig in kolchozverband bedreven —, jacht en visserij zijn bijna de enige middelen van bestaan van de bevolking, die een nog grotendeels nomadisch leven leidt.

Gedurende de laatste jaren heeft zich in de hoofdstad Narjan-Mar, die aan de monding van de Petsjora is gelegen, enige industrie ontwikkeld (hout en visconserven); hier verscheept men ook het hout en de steenkool, die langs de Petsjora worden aangevoerd. Voor de ravitaillering van de bevolking heeft men sowchozen ingericht, waar aardappelen, groente en gerst worden gekweekt.

Het overige deel van de provincie Archangelsk ligt in de taigazone en vormt een uitgestrekte vlakte, de laagvlakte van de Noordelijke Dwina, die in het O. begrensd wordt door de tot 400 m stijgende Timanbergen. De toestand van bodem en klimaat is hier gunstiger. De grote wouden van de taiga (lorken, sparren, dennen, elzen, berken en wilgen) leveren masten, balken, planken, pek, teer, terpentijn en houtskool en maken de provincie Archangelsk tot het belangrijkste houtmdustriegebied van de U.S.S.R. De steden Onega, Mezen en vooral Archangelsk — elk aan de monding van een der drie reeds genoemde grote rivieren, die de provincie in zuidnoordelijke richting doorsnijden — zijn van grote betekenis door haar houtindustrie en -export. Ofschoon de landbouw zich in dit gebied gedurende de afgelopen twee decennia heeft uitgebreid (gerst, rogge, haver, aardappelen, groente) overtreft de veeteelt deze verre in betekenis. Het vochtige weder in het voor- en najaar en de lange, warme, nevelachtige zomerdagen bevorderen de groei van het gras.

Vooral in het district Cholmogory bij Archangelsk worden goede melkkoeien gefokt, die ontstaan zijn uit een kruising van indertijd door Peter den Grote ingevoerd Hollands met inheems vee. Dit Cholmogoryras heeft zich in geheel Noord-Rusland verbreid. Voor de schapen- en varkensfokkerij is dit gebied veel minder geschikt. Jacht en visserij en de daarmee verbonden industrieën zijn ook voor dit gedeelte van de provincie van groot belang. Voor het verkeer beschikt men over de rivieren, die goed bevaarbaar, maar lang (tot 200 dagen per jaar) toegevroren zijn. Het spoorwegnet is nog weinig ontwikkeld; Archangelsk is door een spoorlijn met het knooppunt Wologda verbonden; een zijlijn via Kotlas en Oechta naar Workoeta werd gedurende Wereldoorlog II voltooid, een belangrijk feit, daar hierdoor het steenkoolbekken van Petsjora en de olievelden van Oechta (beide in de Komirepubliek) met de westelijke industriegebieden zijn verbonden. Tegenwoordig wordt ook het luchtverkeer steeds meer ontwikkeld.

(2 stad) (Archangell, de hoofdstad van de gelijknamige provincie, is gelegen op de rechteroever der Dwina, 40 km boven haar mond in de Witte Zee en is het eindstation van de spoorweg van Moskou over Jaroslaw en Wologda, en de belangrijkste haven- en handelsplaats aan de noordkust van Rusland. Zij is in 1584 gesticht en heette toen Nieuw-Cholmogory, in 1637 werd zij een prooi der vlammen, maar een jaar later werd zij herbouwd en ontving haar tegenwoordige naam naar een klooster, aan de aartsengel Michael gewijd. Archangelsk heeft (1939) 281 000 inw.; het is een belangrijk bestuurscentrum, voorheen ook kerkelijk centrum (zetel van een aartsbisschop). Het fraaie beursgebouw wijst op de grote handelsbetekenis, die de stad vroeger had en ook nu nog heeft. Archangelsk staat door middel van de bevaarbare Dwina en van talrijke kanalen in rechtstreekse verbinding met een groot gedeelte van het N. van Rusland. Om die reden is het een belangrijk economisch centrum, welks haven door talrijke vaartuigen wordt bezocht.

Deze haven ligt ongeveer ¾ uur gaans van de stad; voor haar ingang bevindt zich een zandbank of baar, waarop nog geen 5 m water staat, zodat schepen van aanzienlijke diepgang zich hier van lichters moeten bedienen. Archangelsk is de stapelplaats der voortbrengselen uit het N. (rogge, hout, vlas) en van daar worden omgekeerd, gedeeltelijk per spoor, gedeeltelijk langs de Dwina en de Wolga, die met eerstgenoemde rivier verbonden is, de invoerartikelen, o.a. koloniale waren, naar het binnenland van Rusland gebracht. Bij de stad liggen de belangrijkste zagerijen van de Sovjetunie. Aan de mond der Dwina ligt de vesting Rowodwinskaja, in 1701 door Peter den Grote gebouwd.

Geschiedenis

Archangelsk was voor het Russische rijk de wieg der beschaving. Reeds in de 10de eeuw drongen de Noormannen door tot aan de mond der Dwina en stichtten er volksplantingen aan de kust. Eerst dreven de inwoners er een weinig betekenende ruilhandel met Noorwegen. Het toeval deed er grote dingen. In Mei 1553 zond Engeland 3 schepen uit onder bevel van Willougby, om een noordoostelijke doorvaart te zoeken. Twee dier vaartuigen verongelukten en het derde, onder kapitein Richard Chancellor, bereikte de Baai van St Nicolaas in de Witte Zee, thans de haven van Archangelsk.

Chancellor reisde van hier naar Moskou en vond bij tsaar Iwan Wasiljewitsj, die gaarne met het W. in aanraking wilde komen en van de Oostzee afgesloten was, een welwillend onthaal. Dit gaf aanleiding tot het ontstaan der Russia Company in Engeland, welke handel wenste te drijven over de Noordzee en de Witte Zee met Rusland, Perzië en de Levant. Het toenemende verkeer vereiste een geschikte stapelplaats aan de Witte Zee, en aan de Baai van St Nicolaas verrees de stad, die thans de naam Archangelsk draagt. Voorspoedig ontwikkelde er zich de handel, maar kort na 1600 moesten de Engelsen wijken voor de Nederlanders, die er zich sinds het einde der 16de eeuw ook vestigden (o.a. de Moucheron). De Hollanders wisten zich in de gunst van den tsaar te dringen en hadden weldra de gehele handel, die vooral belangrijk was voor de aanvoer van Indische producten via Perzië, en voor pelswaren, in handen. Peter de Grote was aanvankelijk voornemens, om Archangelsk tot de voornaamste koopstad des rijks te verheffen, doch haar noordelijke ligging was daarbij zulk een bezwaar, dat hij tot de stichting van Petersburg besloot (1702).

Deze mededingster werd ten koste van Archangelsk bevoordeeld, zodat een groot aantal Russische kooplieden zich van de kust der Witte Zee naar de nieuwe koopstad verplaatste. Hierdoor daalde de welvaart van Archangelsk, en eerst onder Katharina II begon zij zich weder te verheffen, vooral door de toenemende scheepsbouw in Rusland. Alexander I schonk aan de kooplieden belangrijke vrijheden.

Tijdens de Russische burgeroorlog, die sedert het begin van 1918 woedde, werden de contra revolutionnairen gesteund door de geallieerden. Terwijl Japanse, Amerikaanse en Engelse troepen Wladiwostok bezetten en van daar naar de Amoerprovincie trokken, bezette een andere geallieerde strijdmacht Archangelsk en de Moermanskkust. De geweldige worsteling tussen geallieerden en Duitsers, die in de lente van 1918 aan het Westfront plaats vond, maakte het de geallieerden echter onmogelijk, de contra-revolutionnairen blijvend krachtige steun te verstrekken. Na de nederlaag van Duitsland, toen redenen van binnenlandse politieke aard in de geallieerde landen meest een beletsel vormden om voortaan met energie tegen de Sovjets op te treden, te meer daar bleek, dat slechts een actie op grote schaal succes zou kunnen hebben, werden de troepen geleidelijk, weer grotendeels via Archangelsk, uit Rusland teruggenomen.

Gedurende de laatste twee decennia heeft Archangelsk zich snel ontplooid, een feit, waarvan de bevolkingsaanwas getuigenis aflegt (1926: 77 000 inw., 1939. 281 000 inw.). De verbinding met het Petsjorabekken via de Dwina en de spoorlijn Kotlas-Workoeta heeft gunstige voorwaarden voor een verdere ontwikkeling geschapen. Tijdens Wereldoorlog II had Archangelsk een grote betekenis als doelpunt van geallieerde convooien, die oorlogsmateriaal voor de Sovjet-Unie aanvoerden (z Wereldoorlog I, Wereldoorlog II en Sovjet-Unie).

< >