Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

APPROBATIE

betekenis & definitie

(1 theologie) wordt in de Rooms-Katholieke Kerk in verschillende omstandigheden verleend:

1. voor de zielszorg, geheel of gedeeltelijk, voor altijd of tijdelijk; zonder goedkeuring of aanstelling door den plaatselijken ordinaris kan een R.K. priester niet als zielenherder of biechtvader of prediker optreden;
2. van een nieuw kerkelijk genootschap (van kloosterlingen of van leken); 3. door den ordinaris, waardoor artsen of werklieden binnen de clausuur van een nonnenklooster worden toegelaten;
4. om een geschrift te publiceren (Imprimatur);
5. approbatie van een cultus, welke tot hiertoe slechts was geduld. (Zie Cod. J. C. can. 2126-35).

(2 rechtsgeleerdheid) is een rechtsinstituut in de militaire rechtspleging, dat door de wet van 21 Nov. 1924 Stbl. 532 is afgeschaft met ingang van 1 Jan. 1925, voor het Rijk in Europa en overigens op 1 Apr. 1925 (zie K.B. van 24 Dec. 1924 Stbl. 580). Vóór die tijd mochten geen vonnissen, door de Krijgsraad gewezen, waarin de veroordeelde stilzwijgend of uitdrukkelijk berustte, worden ten uitvoer gelegd, vóór zij door het Hoog Militair Gerechtshof waren geapprobeerd (met uitzondering van vonnissen bij de krijgsraden te velde enz.). Het Hof onderzocht daarbij:

a. of in de zaak behoorlijk was geprocedeerd (zo niet, dan zond het de zaak ter verbetering terug aan de Krijgsraad of verbeterde in sommige gevallen zelf);

b. of er een volledige criminele bekentenis was (zo niet, dan stond het hof den veroordeelde toe in hoger beroep te komen);

c. of het aanwezen van de misdaad wel volkomen vaststond;

d. of de straf, waartoe veroordeeld, wel in overeenstemming met de voorschriften van de wet was (zo niet, dan kon in de gevallen c. en d. het hof den advocaat-fiscaal autoriseren in hoger beroep te komen). Dit alles is te vinden in de provisionele instructie voor het Hoog Militair Gerechtshof van 20 Juli 1814 Stbl. 85 (tekst in het Bijvoegsel Stbl. 1813/1814 blz. 718 en vlg., speciaal de artt. 56-65).

Tijdens de Republiek moesten de vonnissen van de krijgsraden ter goedkeuring aan den Stadhouder worden voorgelegd, die als opperbevelhebber verantwoordelijk voor de tucht in het leger was. Gemeenlijk werd dan het advies van de Hoge Krijgsraad ingewonnen en uit dit gebruik is de approbatie voortgekomen. Het instituut was niet bevorderlijk voor het verantwoordelijkheidsgevoel van de militaire rechters en voor hun gezag en nadat bij de wet van 31 Oct. 1912 (Stbl. no. 337) de Regtspleging bij de Landmagt o.m. in die zin was gewijzigd, dat de president van een krijgsraad een burger-rechtsgeleerde moest zijn, bestond er aan het rechtsinstituut der approbatie dan ook geen behoefte meer. Bij dezelfde wijzigingswet van 1924, waarbij het werd afgeschaft, werd aan de auditeurs-militair en de fiscaals algemeen het recht van hoger beroep toegekend.

MR H. H. A. DE GRAAFF.

< >