Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KRIJGSRAAD

betekenis & definitie

is de benaming zowel van een vergadering van militairen, bijeengekomen om zich te beraden over een gerezen moeilijkheid, als van een college, met de rechtspraak over militairen belast. Het een is uit het ander voortgekomen.

Vanouds hadden de militaire bevelhebbers te land en ter zee de gewoonte, alvorens belangrijke beslissingen te nemen, hun onderbevelhebbers te ontbieden en het advies van dezen in te winnen. Aan een dergelijke vergadering, bij de Zeemacht ook „brede raad” genoemd, werden eveneens zaken betreffende militairen, die verdacht werden van het plegen van een strafbaar feit, voorgelegd.De benaming „krijgsraad” is meer bepaaldelijk blijven kleven aan de vergadering, speciaal bijeengeroepen voor het uitoefenen van de rechtspraak, een vergadering welke zich geleidelijk heeft ontwikkeld tot een min of meer permanent college. Ook in de tegenwoordige tijd hebben, evenals oudtijds, hogere militaire bevelhebbers (krachtens wettelijk voorschrift daartoe bevoegd) het recht, de militaire leden van de krijgsraad te benoemen, welke benoeming niet, gelijk bij de burgerrechterlijke macht, voor het leven, doch voor een beperkte tijdsduur geschiedt. Ook het recht om uit te maken, of een van het plegen van een strafbaar feit verdachte militair zich voor de krijgsraad zal hebben te verantwoorden, berust bij de hogere militaire bevelhebber.

Een goede militaire rechtspraak is van het hoogste belang voor de handhaving van de krijgstucht. Daarom kunnen de bevelhebbers, die verantwoordelijk zijn voor de krijgstucht bij de onder hun bevelen staande militairen, de bovengenoemde bevoegdheden niet missen.

Terwijl de burgerlijke rechtspraak zich in Nederland in de loop der eeuwen geleidelijk heeft ontwikkeld van een zuivere lekenrechtspraak tot een rechtspraak vrijwel geheel uitgeoefend door rechtsgeleerde beroepsrechters, is bij de militaire rechtspraak het leken-element, vertegenwoordigd door de officieren-leden van de krijgsraden, gehandhaafd ter wille van een juiste beoordeling van de specifiek-militaire aspecten, welke een militaire strafzaak aankleven.

Naast het (oorspronkelijk zuiver) militaire element heeft echter ook de rechtsgeleerde een taak bij de militaire justitie gekregen. Als openbare aanklagers ziet men reeds in de 16de eeuw juristen optreden bij de krijgsraden althans voor zover deze aan de wal gevestigd waren. Het presidium, dat nog lang in handen van de bevelhebber of van een door deze aangewezen hoofdofficier bleef, wordt tegenwoordig vrijwel zonder uitzondering door een rechtsgeleerde uitgeoefend behalve bij krijgsraden van de Zeemacht buitenslands. Hierdoor, alsook doordat voor het militaire strafproces regelen zijn voorgeschreven welke slechts voor zover het militaire belang zulks bepaaldelijk eist afwijken van de procedure bij het burgerlijke strafproces, kan elke onnodige rechtsongelijkheid t.a.v. militaiien en burgers worden vermeden. De specifieke eisen aan een militair rechtscollege te stellen zijn: het vermogen om snel en met inachtneming van de eisen der krijgstucht en de militaire belangen recht te spreken, en mobiliteit, omdat de krijgsmacht bij haar optreden in beginsel niet gebonden is aan een bepaald territoir, en de krijgsraad deze krijgsmacht moet kunnen volgen.

De Nederlandse wetgeving onderscheidt bij de Koninklijke Landmacht de (gewone of permanente) krijgsraden in de militaire arrondissementen, de krijgsraden te velde en de temporaire krijgsraden, bij de Koninklijke Marine de (gewone of permanente) zeekrijgsraad binnen het Rijk in Europa, de zeekrijgsraden elders bij een vloot, eskader of minder smaldeel, en de zeekrijgsraad aan boord van een schip hetwelk zich alléén bevindt buiten het Rijk in Europa.

Bij de Landmacht zijn in normale tijden slechts de krijgsraden in de militaire arrondissementen aanwezig. Het aantal dezer arrondissementen is nogal eens gewijzigd. Terwijl in de laatste jaren vóór 1940 het gehele Rijk in Europa slechts één militair arrondissement vormde en er dientengevolge ook slechts één krijgsraad was (te ’s-Hertogenbosch), is met ingang van 15 Juni 1949 het Rijk verdeeld in drie militaire arrondissementen, resp. omvattende: het iste de provincies Noorden Zuid-Holland en Utrecht, het 2de de provincies Gelderland, Overijsel, Drente, Groningen en Friesland, en het 3de de overige provincies.

De krijgsraden zijn gevestigd in de hoofdplaatsen van deze arrondissementen, te weten ’s-Gravenhage, Arnhem en ’s-Hertogenbosch. Deze krijgsraden nemen de taak van de krijgsraden te velde, welke sedert de bevrijding hebben gefungeerd, geleidelijk over. De gewone krijgsraad bestaat uit een door de koningin op voordracht van de ministers van Oorlog en Justitie voor het leven benoemd burger-rechtsgeleerde als president en vier officieren als leden. De leden worden (niet voor het leven) benoemd door de bevoegde militaire autoriteit, zijnde volgens de bestaande wet nog de garnizoenscommandant ter standplaats van de krijgsraad. Verwacht kan worden dat binnenkort door wetswijziging een hogere militaire autoriteit met deze benoeming zal worden belast.

Krijgsraden te velde worden ingesteld bij een leger dat zich te velde bevindt, doorgaans dus na gehele of gedeeltelijke mobilisatie in verband met oorlog of oorlogsgevaar, en wel hetzij door de koningin, hetzij door de bij K.B. aan te wijzen militaire autoriteiten (commanderende generaals).

Deze krijgsraden bestaan uit een president en twee leden. De president (die evenmin als de leden voor het leven benoemd wordt) moet hoofdofficier zijn, en bij voorkeur rechtsgeleerde, de leden zijn officieren. Sedert de bevrijding van Nederland tot in 1951 is de militaire rechtspraak in eerste aanleg uitgeoefend door krijgsraden te velde, wier taak binnenkort door de krijgsraden in de militaire arrondissementen zal worden overgenomen. Ook bij de Nederlandse troepen in Indonesië was een krijgsraad te velde werkzaam.

In tijden van oorlog of oorlogsgevaar kunnen zich onverwachte situaties voordoen, welke het fungeren van gewone krijgsraden of van krijgsraden te velde in een bepaald gebied onmogelijk maken. Daarom kunnen in een gebied, dat in staat van beleg is verklaard, of waar een directe vijandelijke actie plaatsvindt of kan worden verwacht, temporaire (d.i. tijdelijke) krijgsraden worden ingesteld. Deze zijn in samenstelling vrijwel gelijk aan de krijgsraden te velde, de president is zo mogelijk een hoofdofficier.

De Zeemacht, waarvan de rechtspleging bij een eigen wet is geregeld, kent één permanente zeekrijgsraad voor het Rijk in Europa. Vóór Wereldoorlog II was deze gevestigd te Den Helder, na de bevrijding is hij bij K.B. van 12 Jan. 1946 (Stbl. G. 15) weder opgericht met ’s-Gravenhage als voorlopige standplaats terwijl het in de bedoeling ligt dit college zodra mogelijk weer naar Den Helder te verplaatsen. De zeekrijgsraden tellen steeds vier leden, met uitzondering van de krijgsraad, gevormd aan boord van een schip dat zich alléén bevindt buiten het Rijk in Europa, welke slechts twee leden telt. De leden zijn steeds officieren en worden benoemd door de Vlootvoogd of commanderende officier. De president van de zeekrijgsraad te ’s-Gravenhage is een burgerrechtsgeleerde, voor het leven benoemd door de koningin op voordracht van de ministers van Marine en Justitie. De overige zeekrijgsraden worden gepresideerd door een officier waartoe bij voorkeur een hoofdofficier van het Korps Zeeofficieren wordt aangewezen.

Alle krijgsraden worden bijgestaan door een daartoe geschikt officier als secretaris. Als openbaar aanklager treedt op de auditeurmilitair, bij de zeekrijgsraden fiscaal genaamd. Van de organisatie van de Koninklijke Landmacht maakt sinds 1949 deel uit het dienstvak van de Militair Juridische Dienst o.m. belast met de voorbereiding van de oprichting van krijgsraden te velde in geval van mobilisatie. Aangezien dit dienstvak kan beschikken over een groot aantal reserve-officieren, die in het burgerleven een functie bij de rechterlijke macht bekleden, zal het mogelijk zijn om de op te richten krijgsraden te velde te voorzien van rechtsgeleerde presidenten, auditeurs-militair, secretarissen en officieren-commissaris die zowel over militaire ervaring als over kennis van en ervaring met de strafrechtspraak beschikken.

Bij de Koninklijke Marine buitengaats is een dergelijke oplossing uiteraard niet mogelijk en zal men zich als in het verleden moeten behelpen met de op de vloot of het enkele schip dienende officieren. Door een gedegen opleiding in het militaire recht, speciaal van officieren van administratie, werdt daaraan zoveel mogelijk tegemoet gekomen. Voor de werkwijze van de krijgsraden z militaire rechtspleging.

LT-KOL. MR H. H. A. DE GRAAFF

Lit.: A. Spruijt, Militaire Procedures (Alphen a/d Rijn 1940); E. L. Voorwinden, Beknopte handleiding voor het formeel militair strafrecht (Thorn 1934); A. F. Steffen, Overzicht van de Milit. Rechtspleging (’s-Gravenhage 1946).

In BELGIË is de permanente krijgsraad in de militaire justitie de rechtbank in eerste aanleg. Hij kan twee of meer kamers, met verschillende zetelplaatsen, omvatten (Wet van 17 Sept. 1919).

Samenstelling: een opperofficier, voorzitter; een burgerlijk lid (magistraat); twee kapiteins; een luitenant. De militaire leden worden beurtelings onder de officieren in actieve dienst in de zetelplaats van de krijgsraad aangewezen. Volgens hun kennis van een der nationale talen afzonderlijk of van beide talen hebben zij zitting, hetzij in de Vlaamse kamer, hetzij in de Franse kamer, hetzij onverschillig in beide kamers. Ieder lid moet een plaatsvervanger hebben.

De burgerlijke rechter wordt voor 3 jaren gekozen onder de rechters van de rechtbanken in eerste aanleg; hij moet beide talen grondig kennen. Principieel zetelt de krijgsraad te velde voor één zitting of één bepaalde zaak. De rechter kan door een doctor in de rechten vervangen worden.

< >