(1) heer van Andilly en Tier, Frans redenaar (Parijs 1560-1619), was eerst auditeur bij de koninklijke Rekenkamer en later parlementsadvocaat, schaarde zich aan de zijde van Hendrik IV, voor wiens recht op de troon hij ijverig streed en onderscheidde zich door zijn vrijzinnige denkbeelden en door zijn grote welsprekendheid. De meeste roem verwierf hij door zijn Philippica, een redevoering, waarin hij de Parijse universiteit in 1594 verdedigde tegen de Jezuïeten.
In 1602 richtte hij een gedenkschrift tot den koning, Mémoire au Roi, om de terugroeping der Jezuïeten te verhinderen. Zijn 20 kinderen vormden de kern van de Jansenisten in Frankrijk, zijn zonen als geleerden, zijn dochters als nonnen in het door hem gestichte klooster Port-Royal-des-Champs.(2) jongste zoon van den voorgaande, die onder de naam den Grote het hoofd was van de Jansenisten (Parijs 6 Febr. 1612 - Brussel 8 Aug. 1694), werd begraven in de St-Catharinakerk te Brussel, waar ook thans nog zijn gebeente rust, doch zijn hart werd naar Port-Royal-des-Champs overgebracht. Hij geraakte onder de invloed van den abt van St Cyran, Jean Duvergier de Hauranne, hoofd van de Jansenisten, studeerde eerst rechtswetenschap, daarna theologie en werd in 1641 tot priester gewijd. In 1643-1644 werd hij woordvoerder van de Jansenisten in hun strijd met de Jezuïeten en de regering en bracht de theologische wereld in beroering door de publicatie van twee geschriften, getiteld: De la fréquente communion en La Tradition de l’Eglise sur la Pénitence. De grote bijval, die aan deze werken te beurt viel, griefde inzonderheid de Jezuïeten, die ook telkens door Arnauld werden aangetast. Zij ergerden zich nog meer toen Arnauld de anti-Jansenistische geschriften van Habert, Lemoine e.a. aan een scherpe critiek onderwierp en in een tweetal brieven zekere handelingen van de orde hekelde, welke brieven weer de directe aanleiding werden tot Pascal’s Lettres provinciales. Twee leerstellingen uit Arnauld’s brieven werden in 1656 door de Sorbonne veroordeeld en men trof den schrijver door hem uit de faculteit te verwijderen. Ten gevolge van de groeiende oppositie achtte Arnauld het voortaan het veiligst geen vaste verblijfplaats te hebben maar er verschillende adressen op na te houden, totdat de in 1669 (18 Febr.) gesloten vrede tussen paus Clemens IX en de Jansenisten hem veroorloofde, weer openlijk op te treden. Ondertussen werkte hij aan een nieuw uitgebreid werk: Traité de la perpétuité de la foi sur l’Eucharistie.Hij knoopte toen betrekkingen aan met den in die tijd te Parijs vertoevenden Leibnitz, die hem vruchteloos trachtte te winnen voor zijn plannen betreffende de vereniging van de Rooms-Katholieke en Evangelische Kerk.
Door zijn talrijke vijanden aan het hof van den koning als een onruststoker verdacht gemaakt, begaf hij zich in 1672 naar de Nederlanden, waar hij strijdschriften vervaardigde tegen de Jezuïeten en de Hervormden. Hij overleed te Brussel, waar hij bij voorkeur tijdens zijn laatste levensjaren verbleef. Zijn gezamenlijke werken zijn (1775-1783) te Lausanne in 43 delen uitgegeven. Arnauld was ook een groot wiskundige; speciaal heeft hij aandacht gewijd aan de methodiek van het mathematische bewijs. In zijn anoniem verschenen werk: Nouveaux Eléments de Géométrie (Parijs 1667, Œuvres XLII) heeft hij voor de behandeling der elementaire meetkunde nieuwe wegen gewezen.
Lit.: Ch. Beard, Port Royal. A Contribution to the History of Religion and Literature in France, 2 dln (London 1861); Aug. Gazier, Histoire générale du mouvement janséniste, 2 dln (Paris 1923-1924); A. De Meyer, Les premières controverses jansénistes en France (1640-1649) (Louvain 1917); C. Gazier, Ces Messieurs de Port-Royal (Paris 1932).