Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REKENKAMER

betekenis & definitie

(1, historisch) (Lat.: Camera Compotorum; Fr.: Chambre des Comptes) is een naam die in Frankrijk onder de regering van Philips IV de Schone (1285-1314) is opgekomen voor de zelfstandig geworden financiële sectie, te Parijs gevestigd, van de zich geleidelijk differentiërende koninklijke hofraad (Curia Regis). De Rekenkamer, onder Philips V (1317-1322) als souverein hof georganiseerd, is gegroeid uit de sedert het einde der 12de eeuw op geregelde tijden gehouden zittingen van deskundigen uit de hofraad tot het afhoren van de rekeningen der rekenplichtige ambtenaren, en uit de permanente staf van klerken die de werkzaamheden van deze commissies voorbereidden. Behalve de verificatie van de rekeningen behoorde tot de taak van de Rekenkamer o.m. het waken voor de instandhouding, en eventueel de terugvordering, van het koninklijke domein en van de koninklijke rechten, benevens de controle en registratie van de op domaniale of financiële zaken betrekking hebbende koninklijke ordonnanties.

Zo is zij een belangrijke factor geworden in de versterking van het monarchale gezag over het koninkrijk.Naar dit voorbeeld ontstonden ook Rekenkamers in sommige leenvorstendommen. Veelal zijn deze gehandhaafd nadat de betrokken landen aan de Kroon waren gekomen: in later tijd had vrijwel iedere provincie die een eigen Parlement * bezat, tevens een Rekenkamer. De Franse instelling werd vooral nagevolgd in de landen van het Bourgondische Huis. De Nederlandse vorstendommen kenden in de 14de eeuw ook gecommitteerden uit de landsheerlijke Raad aan wie het afhoren van de rekeningen was opgedragen; soms, met name in Vlaanderen, hadden deze commissies een bestendig karakter gekregen. De Bourgondische hertogen voerden het Franse stelsel consequent in, door Rekenkamers op te richten te Rijsel (1386), Dijon (1386), Brussel (1404) en Den Haag (1447; in 1463 in die te Brussel opgenomen). Commissies uit de hertogelijke Raad (in de 16de eeuw de Raad van Financiën) oefenden echter ook controle op de geldmiddelen uit.

Karel de Stoute verenigde in Dec. 1473 de kamers van Rijsel en Brussel tot één Rekenkamer te Mechelen, doch in 1477 is de toestand van vóór 1463 weer hersteld. In de Republiek der Verenigde Nederlanden functionneerde sinds 1602 een Generaliteits-Rekenkamer. Waarschijnlijk naar Bourgondisch voorbeeld verschenen ook in Oostenrijk en in andere Duitse landen Rekenkamers. In Engeland heeft zich, evenals in Frankrijk, de financiële sectie het eerst van de hofraad afgesplitst. Reeds onder Hendrik II (1154-1189) was zij feitelijk zelfstandig: de Exchequer (Lat.: Scaccarium, d.i. schaakbord, zo genoemd naar het geblokte tafelkleed waarop de berekeningen werden verricht). Een afdeling hiervan, de Exchequer of Account of Upper Exchequer (Superius Scaccarium) te Westminster, was bestemd voor het controleren van rekeningen.

DR A. G. JONGKEES

Lit.: Frankrijk. A. Vuitry, Etudes sur le régime financier de la France (3 dln, 1878-1883); P. Viollet, Hist. des inst. polit. et admin. de la France (3 dln, 1890-1903); Borrelli de Serres, Recherches sur divers services publics du XlIIe au XVIIe siècle. (3 dln, 1895-1909); H. Jassemin, La Ch. des Comptes au XVe siècle (1933). - (Bourg.) Nederlanden. L. P. Gachard, Invent. des archives de la Ch. des Comptes, I (1837), blz. 1-180; A.

Walther, Die burgund. Zentralbehörden (1909); E. Andt, La Ch. des Comptes de Dijon à l’époque des ducs Valois, I (1924); T. S. Jansma, Raad en Rekenkamer in Holl. en Zeel. tijdens hertog Philips v. Bourg. (1932); J.

Bartier in: Algem. Gesch. der Nederl. III (1951), hfdst. X, 4 (met lit.); R. Fruin en H. T.

Colenbrander, Gesch. der staatsinstellingen in Nederl. (2de dr. 1922). Engeland. Richard Fitz Nigel (of Fitz Neal), Dialogus de Scaccario (1189), ed. Ch. Johnson (1950); T. Madox, History of the Exchequer (1711, 2 dln 1769); R. L. Poole, The Exchequer in the 12th Century (1912).

(2, Nederland). De Algemene Rekenkamer is een lichaam, dat over het goed beheer van ’s lands financiën waakt, de ontvangsten en uitgaven nagaat en daardoor controle uitoefent op de regering en op rekenplichtige ambtenaren.

De Grondwet van 1814 en die van 1815 maakten haar bestaan verbindend en de tegenwoordige Grondwet zegt in art. 186: „Er is een Algemeene Rekenkamer, welker samenstelling en taak door de wet wordt geregeld.” Deze regeling is thans opgenomen in het vierde hoofdstuk van de Comptabiliteitswet* van 21 Juli 1927 (Stbl. no 259), die de zgn. Instructiewet van 5 Oct. 1841 heeft vervangen. De rekenkamer bestaat uit 3 leden en 2 plaatsvervangende leden. Zij worden door de Kroon benoemd — voor het leven, behoudens wettelijke leeftijdsgrens, thans 70 jaar zijnde — uit een voordracht van 3 personen, opgemaakt door de Tweede Kamer. De Rekenkamer zendt aan de Tweede Kamer een aanbevelingslijst van 6 candidaten, waaraan de Tweede Kamer echter niet gebonden is. Deze benoemingsregel beoogt de nodige zelfstandigheid der Algemene Rekenkamer tegenover de regering te waarborgen.

(3, België). De rekenkamer of het Rekenhof, ingericht door de wet van 29 Oct. 1846, krachtens art. 116 van de Grondwet, is belast met het nazien en het vereffenen der rekeningen van het algemeen bestuur en van al wie tegenover ’s lands kas rekenplichtig is. Het zorgt er voor dat geen artikel van de uitgaven der begroting wordt overschreden en dat geen overschrijvingen geschieden. Het sluit de rekeningen af der verschillende besturen van staat, van provincies en van kolonie; het heeft ook bevoegdheid over de financiële verrichtingen van de Openbare Schuld, de Deposito- en Consignatiekas, het Delgingsfonds, de Spaarkas, enz.

Het Rekenhof is samengesteld uit twee Kamers, een Vlaamse en een Franse. Elk dezer Kamers bestaat uit een voorzitter, vier leden en een griffier. Zij worden om de zes jaar benoemd door de Kamer der Volksvertegenwoordigers; deze heeft altijd het recht ze af te zetten. De oudste voorzitter voert de titel van eerste voorzitter en de oudste griffier voert de titel van hoofdgriffier. Het Rekenhof onderwerpt aan de Kamers, met zijn opmerkingen, de algemene rekening van de Staat en van Belgisch-Kongo. Het is een organisme dat uitvoerbare arresten velt over het beheer der rekenplichtigen en dezen zelfs tot een geldboete mag veroordelen. Het is dus een rechtsmacht, en als zodanig neemt het onmiddellijk rang achter het Hof van Cassatie en de Raad van State en geniet dezelfde voorrechten als het Hof van Cassatie.

< >