of tegengiften zijn middelen, die in het lichaam aanwezige vergiften onschadelijk of minder schadelijk kunnen maken. Dit kan op twee manieren geschieden: chemisch of physiologisch.
Vele chemische antidota ontplooien hun werking in het maagdarmkanaal door neutralisatie, binding, praecipitatie of afbraak van het vergif. Dit geschiedt bijv. als men verdunde azijn of citroensap toedient bij loogvergiftiging en gebrande magnesia bij vergiftiging met etsende zuren; phosphor wordt chemisch gebonden door kopersulfaat (dat tevens braken opwekt); zware metaalverbindingen worden neergeslagen door eiwitten (bijv. uit melk), alkaloïden door verdunde jodiumtinctuur of looizuur; morphine kan door een slappe oplossing van kaliumpermanganaat in de maag worden geoxydeerd (ook indien de morphine was ingespoten, daar dit gif wordt uitgescheiden in de maag, waarop weer resorptie in de darm kan volgen).
Sommige chemische antidota zijn in staat vergiften ook na hun resorptie, dus in de cellen en weefselvochten, onschadelijk te maken. Dit zou het geval zijn met natrium-formaldehyde-sulfoxylaat (rongaliet) bij de kwikvergiftiging; natriumthiosulfaat en nitrieten werden met succes toegepast bij vergiftiging door blauwzuur en cyaniden (vorming van HCNS = rhodaanwaterstofzuur, dat veel minder giftig is); op een chemische grondslag berust ook de werking van calcium bij vergiftiging met fluor of oxaalzuur, daar laatstgenoemde stoffen giftig zijn doordat zij calcium aan cellen en lichaamsvochten onttrekken.
Een recente en naar zich laat aanzien belangrijke ontdekking op dit gebied is de chemische ontgifting van arsenicumverbindingen door 2,3-dimercaptopropanol = CH2SH.CHSH.CH2OH, meer bekend als BAL (British Anti-Lewisite). Deze stof werd gedurende de oorlog in Engeland bereid ter bestrijding van de schadelijke gevolgen van de inwerking van Lewisiet, een oorlogsgas, dat uit arsenicumverbindingen bestaat. Men kon aantonen, dat de giftige werking van arsenicum met de binding van As aan de SH-groepen van bepaalde fermentsystemen in de cellen samenhangt. BAL onttrekt met zijn eigen SH-groepen het As aan deze verbinding, waarna het snel wordt uitgescheiden. Op overeenkomstige wijze schijnt deze stof te werken bij kwikvergiftiging (Journal of clinical investigation XXV, 451-568, 1946).
Physiologische antidota zijn stoffen, die de werking van het vergif opheffen of verminderen, doordat zij een min of meer tegengesteld effect hebben. Zo behandelt men slaapmiddelvergiftigingen met wekamines, picrotoxine of strychnine; bij muscarinevergiftiging (sommige paddenstoelen) wordt atropine als tegengif gebruikt; de krampen bij strychninevergiftiging en bij tetanus kan men opheffen door magnesiumsulfaat, terwijl de nadelige werking van te grote hoeveelheden magnesiumsulfaat door intraveneuze inspuiting van calciumchloride kan worden opgeheven.
Het antagonisme van gif en tegengif is dikwijls onvolledig, zodat de verschijnselen slechts ten dele worden opgeheven, terwijl het antidotum zelf weer andere vergiftigingsverschijnselen kan doen ontstaan.
De waarde van antidota moet niet worden overschat; in het algemeen is het beter te trachten een gif zo spoedig mogelijk uit het lichaam te verwijderen dan te vertrouwen op een tegengif (z vergiftiging).
Tegengiften tegen dierlijke of plantaardige toxines, die door het lichaam van mens of dier worden gemaakt, noemt men antitoxines.
DR H. J. VIERSMA.