heet een machtige organisatie in de V.S. ter bestrijding eerst van misbruik, later van alle gebruik van alkoholhoudende dranken. De League is een overkappingsorganisatie van vele kerkelijke en wereldlijke verenigingen.
Het succes der Ohio Anti Saloon league, in 1893 georganiseerd, leidde tot de oprichting van soortgelijke „leagues” in de andere staten, die in 1895 op een conventie te Washington D.C. tot federale aaneensluiting overgingen: de A.S.L.De Protestantse kerken vormden steeds het krachtigste element der League. De benodigde gelden verkrijgt zij door contributies en schenkingen. Zij bezit een aanzienlijk kapitaal en heeft herhaaldelijk getoond, grote financiële kracht te kunnen ontplooien. Hoewel de interne structuur in naam democratisch is, bezitten haar bestuurders en hogere beambten, al vele jaren in de organisatie werkzaam, een bijzonder grote macht. Hun invloed deed zich in het politieke en economische leven der V.S. herhaaldelijk geducht voelen. In 1917 was de macht der League in het Congres zó groot geworden, dat president Wilson formeel haar steun verzocht in de wetgeving ter zake van de voedselvoorziening, toen aan de orde. Door een grote bekendheid met de politieke figuren, vertrouwdheid met politieke intriges, het innemen van een positie midden op de arm der politieke weegschaal, haar tactiek, nimmer met eigen candidaten op te treden maar consequent steun te verlenen aan candidaten, die haar aangenaam zijn, is de League een factor in de binnenlandse politiek der Unie geworden, waar ieder politicus rekening mee houdt.
Hoewel de League in haar jonge jaren zich vooral tegen de open „saloon”, de kroeg, als een sociaal verderfelijke instelling keerde, nam zij later de strijd voor algehele afschaffing op. Een succes voor haar was het tot stand komen der Volstead Act (28 Oct. 1919) en der Campbell Willis Act (23 Nov. 1921), waarmee de periode begon, in de Amerikaanse geschiedenis bekend als „de prohibitie”. Deze wetten kwamen tot stand na een intensieve propagandacampagne tegen de productie en verhandeling van alcoholica tijdens Wereldoorlog I. Hierbij kwam de League zeer te stade, dat zovele brouwers, stokers en handelaars in sterkedrank Duitse namen droegen in de Unie en de natie zuinig met het beschikbare voedsel moest omgaan, terwijl onmiddellijk na afloop van de oorlog een stemming in de Unie heerste, die puriteinse morele standaardisatie evenzeer bevorderde als zij, meer dan ooit, de ontwikkeling wenselijk achtte van een „specifiek Amerikaans” sociaal type met eigen, niet-Europese normen.
PROF. DRA. N.J. DEN HOLLANDER
Lit.: André Siegfried, Les Etats-Unis d'Aujourdhui (Paris 1928, 5e ed.); P. H. Odegard, Pressure Politics, the story of the anti-saloon league (New York 1928); T. J. Steuart, Wayne Wheeler, Dry Boss (New York 1928).