is de door Friedrich Ratzel gebruikte benaming voor dat gedeelte der aardrijkskunde, dat zich bezighoudt met de wederkerige invloed, door den mens en de aarde op elkander uitgeoefend. Aangezien echter in de beschouwingen van Ratzel te sterk de nadruk op de afhankelijkheid van den mens van de hem omringende natuur is gelegd, heeft bij de jongere geografen in Nederland deze betiteling weinig ingang gevonden.
Deze immers hebben algemeen de grondgedachten der Franse School in de aardrijkskunde aanvaard, welke uitgaat van de wijze waarop de mens zich van zijn milieu onafhankelijk heeft weten te maken en welke veranderingen door hem in de loop der eeuwen in de oorspronkelijke toestand der aardoppervlakte zijn teweeggebracht.In plaats van Anthropogeografie spreken zij liever van Géographie humaine, of — minder juist — van „Sociale geografie”. In zijn letterlijke vertaling is de term anthropogeografie evengoed bruikbaar voor de opvatting van de Franse School, wanneer men zich van de Ratzelse voorstellingswijze weet los te maken.
DR H. J. KEUNING
Lit.: Ratzel, Anthropogeographie oder Grundzüge der Anwendung der Erdkunde auf die Geschichte (dl I, 2de druk, Stuttgart 1899; dl II; Die geographische Verbreitung des Menschen, 2de druk, Stuttgart 1912); Idem, Politische Geographie (2de druk, München 1903); G. Schlüter, Die Ziele der Geographie des Menschen (München 1906); Hettner, Die Geographie. Ihre Geschichte, ihr Wesen und ihre Methoden (1927) ;P. Vidaldela Blache, Principes de Géographie humaine (1925); J. Brunhes, La géographie humaine (1925); E. C.
Semple, Influences of Geographic Environment (1911); E. Huntington and S. W. Cushing, Principles of human geography (1922); E. Huntington, The human habitat (1928).