Russisch jurist en diplomaat (Odessa io Dec. 1883), trad in 1902 als student te Bakoe toe tot de socialistische beweging (na de scheuring van 1903 behoorde hij tot de mensjewiki), studeerde rechten te Kiew, was advocaat te Moskou (19151917), was verbonden aan het commissariaat voor Voedselvoorziening (1917-23) en trad eerst in 1920 tot de Communistische Partij toe.
Van 1923-’25 was hij hoogleraar in het strafprocesrecht, van 1925-’28 rector van de Universiteit van Moskou, van 1937-’41 directeur van het Instituut voor recht van de Academie van Wetenschappen. Lid der academie is hij sinds 1939.
Toen in de jaren dertig de orthodox-Marxistische opvattingen over recht en staat verlaten werden, maakte Wysjinskij met een reeks wetenschappelijke publicaties snel carrière.
Als voorzitter van een bijzonder gerechtshof (i928-’3o), procureur der R.S.F.S.R. (1931-’33), vice-procureur (1933-’35) en procureur der U.S.S.R. (1935-’39) trad hij op als rechter, resp. aanklager bij de spectaculaire processen van 1928 (Sjachti), 1930 (Industrie-partij), 1933 (MetroVickers), 1936 (Zinowjew, Kamenew c.s.), 1937 (Pjatakow, Radek c.s.) en 1938 (Boecharin, Rykow c.s.), gekenmerkt door fantastische beschuldigingen, bekentenissen en zelfverguizing der beklaagden en, wat de laatste 3 betreft, vele doodvonnissen en een golf van propaganda en veroordelingen zonder proces. Sinds 1937 is Wysjinskij afgevaardigde voor het Wolsk-district in de Hoge Sovjet, in 1939 werd hij lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij, van i939-’44 was hij vice-voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen, van 1940-’46 vice-volkscommissaris van Buitenlandse Zaken en van 1949-’53 minister van Buitenlandse Zaken der Sovjet-Unie.
Als briljant diplomaat vertegenwoordigde hij zijn land op de conferenties van ministers van Buitenlandse Zaken der Geallieerden in 1943 en 1945, in de geallieerde adviesraad voor Italië (1943), de geallieerde controle-commissie voor Roemenië, de conferenties van Jalta en Potsdam (1945), de Parijse vredesconferentie van 1946, en in de organen der Ver. Naties, met enige onderbrekingen, van 1946 af.
Sinds de dood van Stalin is hij weer vice-minister van Buitenlandse Zaken.
Bibl.: Een opsomming van W.’s meer dan 200 publicaties vindt men in: A. J. W. (Moskwa 1941, Materialy k bibliografii troedow oetsjonych SSSR, seria prawa, vyp. 1); zijn voornaamste werken zijn Koers oegolownogo protsessa (Moskwa 1927); Teoria soedebnych dokazatelstw w sowetskom prawe (Moskwa 1950); Soedebnye retsji (Moskwa 1948, Duitse vert.: Gerichtsreden, Berlin 1952); Voprosy mezjdoenarodnogo prawa i mezjdoenarodnoj politiki (Moskwa 1949-1953, 3 dln, verz. diplom, redevoeringen); Voprosy teorii gosoedarstwa i prawa (Moskwa 21949); The Law of the Soviet State (New York 1948); The Teachings of Lenin and Stalin on Proletarian Revolution and the State (London 1949).