Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ANAKREON

betekenis & definitie

of Anacreon, Griekse lyrische dichter uit Teos (6de eeuw v. Chr.), leefde aan het hof van tyrannen, eerst bij Polycrates (533-522) op Samos, na diens val bij Hipparchus te Athene, en na diens dood vermoedelijk in Thessalië.

Op hoge leeftijd is hij gestorven. In zijn bekoorlijke gedichten, die geen diep gevoel verraden, bezingt hij vooral de liefde en de wijn, maar laat hij zich ook als hekeldichter kennen; hij leefde matig. Hij was reeds tijdens zijn leven zeer beroemd; Teos plaatste zijn beeld op haar munten, te Athene richtte men een standbeeld van hem op. In latere tijd werden zijn gedichten vaak nagevolgd, tot in de Byzantijnse tijd (ook in christelijke poëzie). De maten van deze anacreontea zijn in tegenstelling tot die van de meeste gedichten van Anakreon zelf, zeer eenvoudig (hemiamben en ionische dimetra, z metriek, klassieke). De anacreontea hebben de moderne poëzie beïnvloed.Bibl.: De bewaard gebleven gedichten van Anakreon zijn het laatst uitgegeven in de „Anthologia lyrica graeca” van Diehl, I 2de dr. (1936), 4, blz. 160 vlgg.; de „Anacreontea” zijn te vinden in de „Poetae lyrici graeci” van Bergk, III, 4de dr., blz. 296 vlgg.

Lit.: Schmid-Stählin, Gesch. der griech. Lit., I; O. Crusius, in: Pauly-Wissowa, Real-Enzykl., I, kol. 2035 vlgg.; C. M. Bowra, Greek Lyric Poetry (Oxford 1936).

Anakreontische poëzie noemt men poëzie, waarvan het model geleverd is door Anakreon, en beter nog in de pseudo-Anacréon van Henri Estienne. Deze poëzie bezingt in vlugge en bevallige verzen de liefde en de dronkenschap, maar de liefde altijd glimlachend en gracieus, de dronkenschap altijd passend (verecundum Bacchum). Bij de Romeinen is zij beoefend door Catullus, Tibullus, Horatius, Propertius; bij de Fransen door Chaulieu, Voltaire, Dorat, Bertin, Béranger enz. Ook in Duitsland heeft men in de 18de eeuw een groep dichters gehad, de zgn. Anakreontiker, die dergelijke poëzie leverden. Voornamelijk door Gleim, Uz en Götz kwam zij in de mode.

In Nederland werd deze poëzie o.a. door J. Bellamy en Bilderdijk beoefend.

Goethe heeft in zijn studententijd te Leipzig (1765-68) in de geest der anakreontische poëzie zijn Buch Annette gedicht; afgedrukt zijn de 19 liederen daarvan in Max Morris’ Der junge Goethe, dl I (Leipzig 1909).

Lit.: F. Ausfeld, Die deutsche anakreontische Dichtung des XVIII Jahrh. (Leipzig 1907); A. Piek, Zur Geschichte d. deutschen Anakreontiker, in: Studiën zur vergleich. Literaturgesch. VII (1907) und IX (1909).

< >