Grieks eiland en nomos in de Aegeïsche Zee, door een zeestraat van enkele km gescheiden van het Turkse vasteland. De nomos is 745 km2 groot, omvat behalve het eiland Samos nog Ikaria, Purni en Diminia en telt (1951) 59.600 inw.
Het eiland is 486 km2 groot en telt ruim 50.000 inw. Het bevolkingsaantal neemt snel af doordat vele jongemannen ter zeevaart gaan of op het Griekse vasteland gaan wonen. Het eiland is bergachtig, vooral in het O., en er komen mineralen voor, die echter weinig ontgonnen worden (zink, lood, antimonium). Wijnbouw en olijventeelt zijn de voornaamste bestaansbronnen. Inde bergen worden schapen gehouden. Hoofdstad en haven is Vathy aan de noordkust.Geschiedenis.
Samos werd oorspronkelijk bewoond door Kariërs en Lelegers, doch dezen zijn reeds vroeg door Ioniërs verdrongen. Onder dezen bereikte Samos een hoge trap van ontwikkeling; de bouwkunst en de beeldende kunst („Samische school”) bloeiden er reeds in de 7de eeuw v. Chr. in de scholen van Rhoekos en Theodoros en door hen werd de metaalgieterij en de kunst van edelgesteenten te bewerken bevorderd. Samos wedijverde met Korinthe in het bouwen van schepen en een man uit Samos, Kolaios genaamd, was, naar men meldt, de eerste Griek, die tussen de zuilen van Hercules doorstevende. Polykrates (532-522 v. Chr.) stichtte er een aanzienlijke zeemacht, maar werd door de Perzische landvoogd Oroetes naar Klein-Azië gelokt en gedood.
Diens broeder Syloson overweldigde dit eiland met behulp van Perzië en heerste er als Perzisch landvoogd, totdat het in 479 na de slag van Mykale zijn vrijheid herkreeg. Het behoorde tot de Attische Zeebond, kwam in 441 in opstand en werd in 440 door Perikles onderworpen, maar vervulde tegen het einde van de Peloponnesische Oorlog een belangrijke rol, daar de Attische vloot er geruime tijd gestationneerd was.
Daar Samos getrouw bleef aan de Atheners, werd het in 404 veroverd door Lysander, die er een oligarchie vestigde en een Spartaans harmost met het gezag bekleedde. In 365 veroverde de Attische veldheer Timothaios, na een belegering van 10 maanden, de hoofdstad, verdreef er de gehele bevolking en bracht Attische kolonisten derwaarts. Eerst na de dood van Alexander de Grote werd het eiland door Perdikkas aan de Samiërs teruggegeven (322). Later behoorde het tijdelijk aan Egypte, streed met Antiochus de Grote en Mithridates tegen Rome en werd in 84 v. Chr. met het Romeinse wingewest Azië verenigd.
In 1550 werd het eiland Samos door de Turken veroverd. Hier behaalde in 1824 de Griekse vloot onder admiraal Miaoelis een overwinning op de Turken. Volgens het Londens Protocol van 1827 werd Samos in 1830 aan de Porte teruggegeven en 11 Dec. 1832 tot een schatplichtig vorstendom verheven. Sedert bevond het eiland, dat tot het Turkse eilandenvilajet behoorde, zich in een eigenaardige positie. De Porte benoemde de vorst en hief een jaarlijkse schatting (300.000 piasters). Hiervoor en voor andere zaken van algemeen belang bestond een volksvertegenwoordiging van 40 voor twee jaar gekozen leden, die op hun beurt de Senaat kozen.
In 1908 hadden hevige onlusten plaats, die echter door de Turken onderdrukt werden. De wens, om zich bij Griekenland aan te sluiten, is in 1913 tijdens de Balkanoorlog verwezenlijkt. Opgravingen hebben sedert 1910 plaats in de oude stad Samos (Heratempel) en sedert 1928 op Tighani, de voormalige hoofdstad en zetel van Polykrates.