is de polis, die in de branche, waarin zij wordt gebruikt, de ruimste dekking biedt, welke assuradeuren plegen te geven. Voor den vakman is zij een vaktechnisch begrip; door den niet-vakman mag deze uitdrukking niet te letterlijk worden opgevat in de zin van een polis, die tegen „alle” risico’s dekt, aangezien zulks in feite veelal niet het geval is.
In de goederen-transportverzekering heeft zij betrekking op de transportgevaren in de ruimste zin van het woord en geeft zij dus een uitgebreider dekking dan in het kader van onze wettelijke bepalingen past (het van buiten aankomend onheil, zie art. 637 W.v.K.), doch schade door eigen gebrek, eigen bederf (art. 249 W.v.K.) en eigen schuld van den verzekerde (art. 276 W.v.K.) is niet gedekt, tenzij deze gevaren uitdrukkelijk zijn medeverzekerd. Evenmin heeft zij betrekking op het molestgevaar. In de zeecasco-verzekering gaat haar betekenis niet verder dan een aanduiding, dat de gebruikelijke zee-gevaren zijn verzekerd in tegenstelling tot een verzekering op beperkte condities.
In de automobielverzekering spreekt men van een all-risks-verzekering, wanneer deze zowel de verzekering tegen schade aan de auto zelf omvat (de casco verzekering) als de verzekering tegen schade door de auto toegebracht (de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering). Zij dekt schade door brand, diefstal, aanrijding en in het algemeen schade door een van buiten aankomend onheil. Ook schade door explosie, zelfontbranding en het te water geraken is in de dekking inbegrepen, maar geen schade door bevriezing, slijtage en waardevermindering of schade aan banden anders dan door diefstal.
In de brandverzekering wordt deze uitdrukking practisch niet gebruikt. Men bezigt daar verschillende benamingen zoals All-In polis, A-Z-polis, Ideaal-polis, Combinatie-polis, welke namen tot uitdrukking beogen te brengen, dat de polis behalve het risico van brand nog diverse andere risico’s, zoals inbraak, diefstal zonder braak, storm- en waterleidingschade, zij het ook in beperkte omvang, dekt. Verder kent men nog deze polis in de preciosa-verzekering en de verzekering van antiquiteiten, automaten, bont en bontwerken, lichtreclames, muziekinstrumenten, schilderijen, verzamelingen en enkele andere speciale verzekeringen. Men zij er echter op bedacht, dat deze polissen steeds bepaalde risico’s uitsluiten of in bepaalde opzichten de schadevergoedingsplicht van den assuradeur in omvang beperken. Zo is in den regel schade door slijtage of gebruik niet gedekt; zo wordt bij de verzekering van antiquiteiten of van verzamelingen of stellen in vele gevallen de waardevermindering tengevolge van de reparatie of geschondenheid van het stel niet vergoed. In practisch alle polissen wordt de schade door molest uitgesloten.
In het assurantierecht geldt de regel, dat op de verzekerde de bewijslast rust om te bewijzen, althans aannemelijk te maken, dat de schade veroorzaakt is door een gevaar, waartegen verzekerd is. Alleen die all-risks-verzekering, die werkelijk een dekking in de ruimste zin van het woord biedt, heeft tot gevolg, dat deze bewijslast in de practijk wordt omgekeerd, m.a.w. dat de schade de verzekerde „prima facie” recht op schadevergoeding geeft en de verzekeraar moet aantonen, dat hij niet tot schadevergoeding is verplicht. Als handelsterm moge deze naam een zeker burgerrecht hebben verkregen, juridisch is zij in vele gevallen geenszins onberispelijk. In Engeland spreekt dit nog sterker, omdat volgens Engelse opvatting voor de aansprakelijkheid van den verzekeraar het steeds nodig is, dat de schade een accidenteel karakter (an accidental cause) heeft, zodat een „accident”, een ongeval, een evenement, een onvoorziene gebeurtenis moet hebben plaats gevonden, zonder welke men den verzekeraar niet voor schadevergoeding kan aanspreken.
MR M. BUYS.