is in Ned.-Indië een aan den gouverneur-generaal toegevoegd kabinet. Aan het hoofd hiervan staat de „algemene secretaris”, bijgestaan door gouvernementssecretarissen en verder bureau-personeel.
De algemene secretaris is, volgens zijn instructie, de vraagbaak en voorlichter van het bestuur. Hij doet aan de regering voorstellen of herinneringen tot bevordering van de dienst en zorgt voor de regeringscorrespondentie en het uitwerken der beslissingen van den landvoogd in de vorm van besluiten of brieven, een en ander voorzover niet reeds door de verschillende departementen en colleges voorbereid. Hij zorgt verder voor het examineren der aan den gouverneur-generaal gerichte stukken, welke, voorzien van bedenkingen en opmerkingen zijnerzijds, aan den landvoogd worden voorgelegd. Hij is mede belast met de zorg voor de samenstelling van het Staatsblad van Nederlandsch-Indië, waarvoor de gouverneur-generaal verantwoordelijk is en van de Regeeringsalmanak voor Nederlandsch-Indië.Sedert 1857 wordt, voornamelijk ten gerieve van de administratie, een Bijblad op het Staatsblad van Nederlandsch-Indië uitgegeven, waarin ambtelijke voorschriften worden opgenomen, die niet voor het Staatsblad in aanmerking komen. Deze uitgave stond aanvankelijk ook onder toezicht van den algemenen secretaris, doch sedert 1905 staat zij onder dat van den isten gouvernementssecretaris.
Het bureau der Algemene Secretarie is te Buitenzorg gevestigd. De formatie van het personeel daarvan wordt jaarlijks bij de begroting geregeld. Het bureau bestaat uit verschillende afdelingen, waaronder een voor staatkundige, sociale en juridische zaken, een voor financiële en economische zaken, een voor personele zaken en voorts uit een bureau voor regeringspublicaties, dat o.m. zorgt voor een jaarlijks te verschijnen Verslag van Bestuur en Staat, het zgn. Indisch Verslag, vroeger Koloniaal Verslag geheten. Het is dit verslag dat jaarlijks door den koning krachtens Grondwet art. 62, 3 aan de Staten Generaal wordt aangeboden. Tot de Algemene Secretarie behoort ook de landsarchivaris, wiens betrekking in 1892 werd ingesteld wegens het belang, dat er voor de historische wetenschap gelegen is in de zorg voor het behoud, de bruikbaarheid en de bewerking van ’s Lands-oud-archief te Batavia. Aan den landsarchivaris werd sedert 1920 een adjunct-landsarchivaris toegevoegd. In 1927 werd bovendien een Commissie van toezicht op het landsarchief. ingesteld, welke tot taak heeft toezicht uit te oefenen op de toestand en het gebruik van het archief en de werkzaamheden van den landsarchivaris en diens personeel.