(Candidus Ferdinand), sinds 1804 (1ste) vorst, Oostenrijks veldheer (Brussel 11 Mei 1787 - Wenen 21 Mrt 1862), nam aan de veldtochten van 1813 en 1814 deel, werd legercommandant in Bohemen (1840), waar hij in Juni 1848 het Praagse oproer dempte. Tot opperbevelhebber van alle troepen in het binnenland benoemd, bestormde hij 31 Oct. 1848 het opstandige Wenen.
Met zijn zwager prins Felix Schwarzenberg bevorderde hij de troonsbestijging van keizer Frans Jozef I (2 Dec. 1848). Tegen de Hongaren behaalde hij eerst allerlei voordelen: hij bezette Boedapest (5 Jan. 1849) en drong zijn tegenstanders tot achter de Theiss terug. De kracht van zijn vijanden minachtende, verspilde hij toen echter drie maanden, zodat de Hongaren tijd hadden zich te herenigen en te versterken. 12 Apr. werd hij teruggeroepen. Van 1859-1861 was hij nog commandant van de bondsvesting Mainz, daarna erfelijk lid van het Oostenrijkse Herenhuis. Hij suggereerde het geschrift Der Winterfeldzug 1848/ 1849 in Ungarn (1851).Lit.: P. Müller, Feldmarschall Fürst W. (1934).