(Nicolaas), Nederlands componist (Rotterdam 3 Mrt 1895), ontving zijn opleiding van dr Joh. Wagenaar en de gebroeders Petri te Utrecht, waarna hij verder studeerde bij Maurice Ravel en Alb.
Roussel te Parijs. Van 1926-1936 was hij muziekreferent der Nieuwe Rotterdamsche Courant te ’s-Gravenhage. Sedert 1939 is hij bibliothecaris van het Kon. Conservatorium aldaar. In de composities uit zijn eerste periode sluit hij aan bij het vroege Franse impressionnisme, in zijn later werk is een invloed van Max Reger merkbaar, terwijl zijn harmoniek met de dalend verglijdende drieklanken en septime-accoorden een verwantschap toont met F. Delius.
Hij heeft al deze invloeden tot een zeer persoonlijke, welluidende stijl verwerkt. Zijn melodiek is vaak geïnspireerd door het Nederlandse volkslied en dit niet alleen wanneer hij citeert, zoals in Taferelen uit de Lage Landen, variaties over De drie ruitertjes en de populaire Baron Hop-suites.Bibl.: V. schreef voor orkest een prelude, symphonietta, 2 Baron Hop-suites, variaties, Een zomerlied, een kleine suite, een sinfonia, een hoboconcert, een concert voor twee hobo’s, een celloconcert, de symphonische mythe Arethuza, een concert voor 2 clavecimbels; de balletten Diana en Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden; kamermuziek: 3 vioolsonates, divertissement en suite voor cello en piano, strijkkwartet, pianotrio; het declamatorium Beatrijs, pianomuziek o.m. 2 suites, Le souper clandestin, Taferelen uit de Lage Landen, 2 Livre des enfants, 2 pianosonates en liederen.
Lit.: C. Backers, Nederl. Componisten (1941).
