rijksgraaf (Nijmegen 29 Dec. 1743 - Princenhage 16 Mei 1819), was in 1793 generaal-majoor van de infanterie, adjudant-generaal van stadhouder Willem V en, bij afwezigheid van de erfprins, commandant van Breda. Bij de nadering van het Franse leger onder Dumouriez kreeg hij bevel, die vesting tot het uiterste te verdedigen.
Wel waren de vestingwerken in gebrekkige toestand, de verdedigers niet groot in aantal, een 1600 man — trouwens de aanvallers telden niet meer dan een 1000 man — en stond een deel van de burgerij in verstandhouding met de Fransen, maar de commandant nam ook generlei maatregelen, om in het ontbrekende te voorzien en aan het ontvangen bevel te gehoorzamen. Nadat op 23 Febr. 1793 bij de eerste opeising de overgave geweigerd was, werd de stad gedurende enige uren door een gering aantal kanonnen beschoten; dit alles herhaalde zich op 24 Febr., waarna op voorstel van de bevelhebber de vesting, zonder noemenswaardige schade te hebben geleden, op 25 Febr. werd overgegeven. Dit geschiedde onder voorwaarde, dat het gehele garnizoen vrije aftocht kreeg. De capitulatie van Breda verwekte in de Republiek een groot misnoegen.
Van Bylandt werd voor een buitengewone krijgsraad geroepen en veroordeeld tot verlies van zijn militaire waardigheden en tot levenslange gevangenisstraf. Na de val van de Republiek stelden de Bataafse autoriteiten hem in vrijheid. Een rol heeft hij echter niet meer gespeeld. Merkwaardig is, dat in 1864 het geval-Van Bylandt een kleine pennestrijd deed ontstaan.