(Alexander), hertog van Parma, Spaans landvoogd over de Nederlanden (Rome 27 Aug. 1545 Abdij St Vaast, Atrecht, 3 Dec. 1592), was de zoon van Ottavio Farnese en Margaretha van Oostenrijk (Parma), onechte dochter van Karel V. Hij werd te Madrid opgevoed, als speelkameraad van Philips’ zoon Don Carlos en van Don Juan, ook toen zijn moeder landvoogdes van de Nederlanden was.
In 1565 kwam hij naar Nederland, waar te Brussel zijn huwelijk werd voltrokken met Maria van Portugal (z Compromis). Daarna keerde hij naar Spanje terug en nam er met Don Juan deel aan de slag bij Lepanto. Hij volgde deze naar de Nederlanden (Dec. 1577), toen Don Juan als landvoogd het bestuur van Requesens overgenomen had, met een flink leger ter ondersteuning van de landvoogd, die, na de inneming van Namen, door de Staten-Generaal niet langer erkend werd. Korte tijd daarna raakten de Spaanse en de Staatse troepen bij Gembloux (31 Jan. 1578) slaags en het was vooral aan de doortastendheid en het beleid van Parma te danken, dat de troepen van de landvoogd een flinke overwinning behaalden. Daarna leidde hij de krijgsbedrijven in Brabant en Limburg en vermeesterde er enige vestingen. De uitmoording van het garnizoen van Sichem zou uitgevoerd zijn op bevel van Don Juan. Toen Don Juan 1 Oct. 1578 stierf, had hij hem tot bevelhebber van zijn troepen aangesteld; Philips II benoemde hem nu ook tot diens opvolger als landvoogd. Als zodanig was hij uitstekend op zijn plaats: goed veldheer, was hij tevens een diplomaat en door karakter en afstamming bijzonder geschikt om allen, die niet geheel met de extreme Calvinisten wilden samengaan, met de koning te verzoenen. Hij was daartoe èn hoog genoeg van afkomst èn genoeg Nederlander of althans op de hoogte van de toestanden in Nederland. Reeds zeer kort na zijn aanvaarding van het bewind had hij dan ook al de Unie van Atrecht (6 Jan. 1579) tot stand gebracht. Zijn staatkunde en zijn militaire activiteit waren er nu geheel op gericht deze unie van koningsgetrouwen uit te breiden, terwijl anderzijds Philips overtuigd moest worden, dat men zich op vele punten toegevend moest tonen, om althans het oppergezag van de koning en het Katholieke geloof te redden. Beiderzijds had Parma succes: bij de Vrede van Atrecht (17 Mei 1579) kwam Philips werkelijk in vele opzichten aan de wensen van de Nederlanders, die politiek ontevreden waren, tegemoet. In de volgende jaren wist Parma door beloften van gunst, ambten en beloningen vele delen tot ’s konings zijde over te halen en geheel het tegenwoordige België en Limburg voor de wettige vorst te veroveren, te beginnen met de vermeestering (en plundering) van Maastricht (29 Juni 1579) en te eindigen met de inneming, na een langdurig en meesterlijk gevoerd beleg, van Antwerpen (17 Aug. 1585). Daartussen liggen de onderhandelingen met en het „verraad” van Rennenberg en de verzoening van de zoon van Egmond met de koning (1580), de organisatie van het leger, de afkondiging van de ban over de prins (waartoe Parma slechts node overging), de verovering (door geweld of onderhandeling) achtereenvolgens van Doornik, Duinkerken, Zutfen (1583), vele kleine steden in Vlaanderen en Brabant, leper, Brugge, Gent (1584) en Brussel (t585). Een ogenblik was er een poging gedaan om Margaretha van Parma weer tot landvoogdes te maken, maar haar zoon had dit verhinderd (1580). In de jaren na Antwerpen versterkte Parma zijn positie in het O., hielp mee om de protestants geworden aartsbisschop van Keulen (Gerhard Truchsesz) te verdrijven, en maakte zich meester van Zeeuwsch Vlaanderen (1587, Sluis). Maar dan begint zijn goed gesternte te dalen. Eerst werd hij verhinderd iets belangrijks te doen, doordat hij zijn troepen in Duinkerken moest concentreren om door de Armada naar Engeland te worden overgezet; de blokkade door de Nederlandse vloot hield hem daar echter opgesloten (1588). Daarna vermeesterde hij (doordat het garnizoen verliep) Geertruidenberg, maar moest zich vervolgens naar Frankrijk keren, juist toen Maurits begon met de aanvallende oorlog. Hier noodzaakte hij Hendrik IV het beleg van Parijs op te breken en het volgende jaar ging hij er opnieuw heen om Rouaan te ontzetten. Dat hij hier niet meer kon uitrichten, verdroot Philips II, die door de Spanjaarden tegen hem, de Italiaan, werd opgestookt, evenals door de brieven van enige Nederlandse edelen (o.a. van Champagney, de broer van Granvelle), die zich achtergesteld voelden bij de geestelijken en Italianen, op wie Parma vnl. steunde. Zo zond Philips een gezant (Fuentes) om Parma naar Madrid te roepen of te brengen, maar deze kwam juist te laat. De landvoogd was opnieuw naar Frankrijk gegaan en daar gewond; hij zocht vergeefs genezing te Spa en overleed bij Atrecht, opnieuw op weg naar Frankrijk. Hij was sinds 1586 regerend hertog van Parma, maar is daar nooit geweest.Parma kon, gedurende zijn gouverneurschap, zijn soldaten goed in handen houden, hij ging minzaam met hen om, hielp ze in hun nood, zorgde voor het inrichten van hospitalen. Hij kon van hen de grootste krachtsinspanning eisen. Na zijn dood begonnen onmiddellijk de muiterijen, die jaren duurden. Doordat hij altijd zijn gegeven woord getrouw bleef, kon hij gemakkelijk het nodige geld krijgen bij de Italiaanse en Antwerpse bankiers. Dit verklaart het gelukken van zijn militaire ondernemingen; uit Spanje toch werd maar zelden voldoende geld opgestuurd. Onafhankelijk van karakter en van prinselijke afkomst, durfde hij het aan de bevelen van Philips II te critiseren of niet uit te voeren, wanneer hij overtuigd was dat ze noodlottig waren. Het is bijzonderlijk deze onafhankelijkheid van geest en wil, die de Nederlanders zeer dikwijls ten goede kwam, die de doorslaande reden is geweest van de ongenade waarin hij op het einde van zijn carrière gevallen is. Philips II kon moeilijk of niet toelaten dat ondergeschikten, welke hoge post ze ook mochten bekleden, niet stipt aan zijn bevelen gehoorzaamden: die moesten verdwijnen, welke ook de door hen bewezen diensten mochten zijn.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
PROF. DR L. VAN DER ESSEN
Lit.: Fea, Alexandro F., duca di Parma (1886); M. H. J. P. Thomassen, Krijgsbedrijven van Alex. Famese in Limburg (1578-1579) (1890); De Ferrier Santans, Campagne d’AIex. Famèse (1591-1592) (1888); L. van der Essen, Alex. Famèse, prince de Parme (5 dln, Bruxelles i933~I937)-