Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Agathis

betekenis & definitie

of Dammara is een geslacht, behorend tot de Araucaria-achtige Pinaceeën, dat gekenmerkt is door het bezit van brede bladeren: naar de vorm doen sommige aan onze populieren denken en worden op Java dan ook wel als wegbeplanting gebruikt. Verschillende soorten zijn voor den mens van belang omdat ze hars leveren, de zgn. copalharsen, die tot de resinozmrharsen behoren (z harsen).

De voornaamste soorten zijn: Agathis australis Salisb., de kauri-den, die op Nieuw Zeeland en Nieuw-Caledonië thuis hoort en de kauri-copal levert. Het is een reusachtige boom, die helaas grotendeels is uitgeroeid. A. Dammara Rich., die op de Soenda-eilanden, de Philippijnen en de Molukken voorkomt en A. alba Foxw. van Nieuw Guinea, die beide de Manila-copal leveren.Kauricopal behoort tot de recent-fossiele harsen; het grootste deel wordt op Nieuw-Zeeland uit de bodem opgegraven, de aardcopab, daarnaast onder-

scheidt men de boscopal en de, van de nog levende bomen, getapte copal. De recent fossiele, of aardcopal, komt in verschillende lagen in de bodem voor; de beste haalt men uit de hooggelegen streken, die uit de moerassige streken is van minder kwaliteit. De boscopal vindt men tussen de wortels der bomen en is veel minder waard dan de aardcopal. Pas in de laatste jaren tapt men kauridennen aan, doch dit is van regeringswege geregeld. De gevonden copal moet gereinigd worden, d.w.z. door schaven en schrappen wordt de verweerde buitenlaag verwijderd en komt de waardevolle kern vrij. Het afschraapsel wordt zorgvuldig verzameld, daar de linoleumfabrieken er afnemers van zijn. De kleur van de copal is van lichtgeel tot donkerbruin; de breuk is schelpvormig, glasachtig of vettig en bij wrijven ontstaat een aangename geur. Men onderscheidt tal van kwaliteiten copal en gebruikt ze voor de bereiding van olie- en celluloselakken; daartoe smelt men de copal bij 20 gr. C. en kookt ze daarna met een bepaalde hoeveelheid vette olie; daarna voegt men bepaalde droogstoffen toe en verdunt met een speciaal oplosmiddel (terpentijn). Samenstelling: kaurinezuur 1,5 pct a- en fi -kaurolzuur 48-50 pct, kaurinolzuur en kauronolzuur, samen 20-22 pct, kauroreseen 12,2 pct, aetherische olie 12,5 pct en iets bitterstof.

Manila- of Aziatische copal, ook wel Borneo-, Singapore-, Philippijnse, Indische of Pontianakcopal genoemd, wordt door de bomen in belangrijke hoeveelheden afgescheiden. Men wint de manila-copal langs natuurlijke of langs kunstmatige weg en onderscheidt daardoor: harde, half harde en zachte copal. De harde of ,,boea”-copal wordt uit de bodem gegraven, de half harde wordt aan de stam gevonden en is daaruit door natuurlijke verwondingen naar buiten getreden öf uit kunstmatige, doch dan laat men de hars zich daar maandenlang aan verharden; een goed vloeiende copal boom levert 30-40 kg per jaar, doch meestal slechts 20 kg. De minderwaardige zachte copal krijgt men als de inboorlingen de copal te gauw gaan winnen. Van de manila-copal onderscheidt men naar kleur en hardheid tal van soorten; het breukvlak is schelpvormig en heeft een opmerkelijke vetglans. Men gebruikt de manila-copal voor de bereiding van olie-, spiritus- en celluloselak en bovendien voor de bereiding van kitten en kleefstoffen (linoleumkit) en de zachte ook in de tandheelkunde voor het maken van afdrukken. Het smeltpunt is 115 gr. C.; de hars lost op in 80 pct chloralhydraatoplossing en in alcohol, bijna geheel in aceton, gedeeltelijk in azijnaether, chloroform, toluol, benzol, ijsazijn, methylalcohol en is onoplosbaar in petroleumaether. Samenstelling: mancopalinezmr en mancopaleenzuur 4 pct, a- en 𝛽-mancopalolzuur 75 pct, mancopaloreseen 12 pct, aeth. olie 6 pct, water 2 pct, bitterstof, barnsteenzuur en verontreinigingen 1 pct. DR A. KLEINHOONTE Lit.: Tschirch und Stock, Die Harze, Bd II, 2, p. 1017-1117 (1936).

< >