(weerd of wierd), oorspronkelijk een stuk land aan of in het water. Thans bedoelt men er mede:
1. eilanden en landstreken, die geheel of ten dele door rivierarmen worden omsloten, zoals de Bommelerwaard, Tielerwaard, Alblasserwaard, Lopikerwaard, Krimpenerwaard;
2. gronden, die buitendijks en onmiddellijk langs de hoofdrivier gelegen zijn, meestal omkaaid en buitenwaarden of uiterwaarden geheten;
3. waardgronden in de Waddenzee. Deze gronden lopen bij vloed geheel onder water en staan bij eb meestal droog;
4. de wierden, wieren, weren of weerden in het N. van Groningen (in Friesland terpen genoemd), indertijd kunstmatig opgeworpen heuvels tot schuilplaats van mens en vee bij plotseling opkomend hoog water.