de beelden uit de gevels van de tempel van de godin Aphaia op het eiland Aegina, ontdekt in 1811, kort daarna aangekocht voor de Glyptotheek te München, en daar opgesteld nadat zij, op niet zeer gelukkige wijze, door Thorwaldsen waren gerestaureerd. Het zijn groepen, die episoden voorstellen uit de tijd der Grieken met de Trojanen.
In het centrum van elke groep staat de godin Athena te midden der strijdenden. Om die reden nam men vroeger aan, dat de tempel aan deze godin was toegewijd. Door de opgravingen onder leiding van Furtwangler is gebleken, dat deze mening niet juist is. Furtwangler heeft ook een nieuwe reconstructie der groepen voorgesteld en in model op kleiner schaal laten uitvoeren; belangrijke verbeteringen op deze reconstructie zijn voorgesteld door Wolters. Men herkent bij de bewaard gebleven fragmenten de overblijfselen van drie gevelgroepen, waarvan er een, uit de oostelijke gevel, aanmerkelijk jonger is dan de beide andere. Blijkbaar is de oostelijke groep eens ernstig beschadigd, uit de gevel verwijderd en door een andere vervangen. De oorspronkelijke decoratie dateert uit de tijd omstreeks 500 en de jongere omstreeks 485 v. Chr. Het is niet zeker, tot welke kunstenaarsschool de beeldhouwers behoorden, die deze groepen hebben vervaardigd. Men onderstelt, dat zij bronsgieters waren te Aegina of te Argos, die alleen voor deze tempel in marmer hebben gewerkt.Lit.: A. Furtwangler, Aegina, Heiligtum der Aphaia (1906); Die Aegineten (1906); E. Langlotz, Frühgriechische Bildhauerschulen (1927); G. Wel ter, Aegina (1938).