Duits kunsthistoricus (Hamburg 15 Jan. 1863 - Bazel 5 Jan. 1944), begon in 1884 zijn studies aan de universiteit te Jena; zijn zwakke gezondheid noopte hem echter vaak in het Zuiden te verblijven. In 1892 werd hij lector aan de universiteit te Berlijn, in 1904 professor te Halle a/d Saaie en sinds 1912 hoogleraar te Berlijn.
Hij verliet Duitsland wegens het nat. soc. regime en vertoefde de laatste jaren van zijn leven in Zwitserland. Zijn belangstelling ging in de eerste plaats uit naar de kunst der middeleeuwen (plastiek en miniatuurschilderkunst) ; bovendien had hij een bijzondere voorliefde voor de Hollandse en Vlaamse schilderkunst. Twee ,,Festschriften”, gepubliceerd ter gelegenheid van zijn 60ste en 70ste verjaardag (Leipzig 1923 en Berlijn 1935) bevatten een volledige bibliografie tot 1934.H. M. CRAMER
Bibl.: Die Elfenbeinskulpturen aus der Romanischen Zeit, 4 dln (Berlin 1914-1926). Die deutsche Buchmalerei, 2dln (MünchenFlorence 1928), ook in Eng. ed. ; Frühmittelalt. Bronzetüren, 2 dln (Marburg 1926-32) ; Die byzantin. Elfenbeinskulpturen, 2 dln (Berlin 1930-’34) ; The style of Dutch Painting in the 17th century, in Art Quarterly II, no 1, Winter 1939, blz. 2-21 (Ned. uitg., Amsterdam 1941).
Lit.: Festschrift für A. G. zum 60. Geburtstag (1923); College Art Journal, vol. IV, no 1, Nov. 1944, blz. 47-50.
