Amerikaans dagbladuitgever (Cincinnati, O., 12 Mrt 1858 - Chattanooga 8 Apr. 1935), zoon van ontwikkelde Duitse immigranten, begon zijn carrière als loopjongen aan de Knoxville Chronicle. verwierf op 20-jarige leeftijd de contrôle over de Chattanooga Times die onder zijn leiding spoedig belangrijk werd en nam in 1896 de New York Times over, op dat tijdstip een gezaghebbend doch financieel zwak orgaan. Zijn ervaring en ondernemingsgeest stelden hem in staat onder de leuze „All the news that’s fit to print” de concurrentie van een machtige en onkiese dagbladpers te niet te doen, zodat zijn courant thans de meest gerespecteerde van de V.S. is, zij het niet de grootste (oplage ruim 500 000, Zondagsblad ruim 1 millioen).
Ochs was technisch vooruitstrevend, in redactioneel opzicht echter conservatief en afkerig van innovaties welke niet bijdroegen tot verbetering der berichtgeving. Tegen de Amerikaanse gewoonte in ging hij niet over tot vorming van een kranten-„chain”. Vele officiële eerbewijzen bevestigden de positie die hij in de journalistiek en het openbare leven innam. Van 1900 tot zijn dood had hij zitting in de directie van Associated Press.