bekende figuur uit het Réveil (Amsterdam 22 Aug. 1795 - 16 Dec. 1874), studeerde te Leiden in de geneeskunde en vestigde zich als arts te ’s-Gravenhage. Onder invloed van zijn vriend Is. da Costa liet hij zich 20 Oct. 1822 te Leiden dopen en ijverde sindsdien in de beweging van het Réveil.
Nadat hij zijn praktijk had neergelegd, nam hij ijverig deel aan het kerkelijk en godsdienstig leven, waarbij de bekering der Joden (oprichting van het genootschap „Vrienden Israëls”), de inwendige zending (Evangelisch Protestantsche Vereeniging voor inwendige zending) en de oprichting van Zondagsscholen zijn bijzondere belangstelling hadden. Een tijdlang hield hij ook godsdienstige samenkomsten in Scherpenzeel (Gld.), doch vervreemdde velen, o.a. zijn vriend Da Costa, van zich door zijn ijveren tegen de koepokinenting. In zijn laatste levensjaren heeft hij zich echter, uit teleurstelling, geheel teruggetrokken. Van zijn bekering heeft hij een beschouwing te boek gesteld, die in 1837 te Neufchatel werd uitgegeven als La Conversion du Dr.
A. Cappadose, en in diverse talen is overgezet.Bibl.: Jehova-Jezus (3 dln, 1834-1845): Het despotisme zich uit het liberalisme ontwikkelende (1846); De Hervorming verdedigd (1856); Revolutie en contrarevolutie beschouwd uit een schriftuurlijk oogpunt (1860); Rome en Jérusalem (1851); De kracht des geloofs, in bijzonderheden uit het leven en lijden van D. Matamoros, gevangen om zijns geloofswille in Spanje (1863).
Lit.: Ned. Patriciaat XI (1920); E. Gewin, In den réveilkring (Baarn 1920); Idem, Dr A. C. en het Réveil, in De Gids, 1920, dl II, blz. 282-316; N.
Ned. Biogr. Woordenb., 6de dl (1924); M. E.
Kluit, Het Réveil in Nederland (Amsterdam 1936).