is een autonome socialistische Sowjet-republiek, die deel uitmaakt van de unierepubliek Georgië. Gelegen tussen de kust van de Zwarte Zee en de kam van de Kaukasus, open voor de zachte, vochtige westenwinden en door de Kaukasus beschermd tegen de droge oostenwinden, behoort het land tot de weinige streken van Rusland met een subtropisch klimaat.
Het heeft een oppervlakte van 8700 km2 en telde in 1931: 231 000 inw. Hiervan waren 34 pet Georgiërs, 20 pet Abchazen en 13 pet Armeniërs. Hoofdstad is Soechoemi, een havenstad. De Sowjet-regering heeft zeer veel gedaan voor de economische ontwikkeling van dit voorheen zeer achterlijke gebied. Het zachte klimaat maakt een zeer bloeiende teelt van thee, tabak en zuidvruchten mogelijk. De uitgestrekte bossen, die twee derden van het land bedekken, hebben een houtindustrie doen ontstaan. Men heeft een aanvang gemaakt met de exploitatie van de rijke steenkoollagen bij Tkwartsjeli.Geschiedenis.
Abchazië ligt in die streek, die in de Oudheid bekend stond als Colchis. De Grieken stichtten hier koloniën (Dioscurias Pityus Phasis) met het oog op hun handel met Midden-Azië en Indië. Achtereenvolgens maakt Abchazië dan deel uit van het Rijk van Mithridates en van het Romeinse en Byzantijnse Rijk. Tijdens Justinianus drong het Christendom binnen. Van de 8ste tot de 10de eeuw leidde het een onafhankelijk bestaan, daarna ging het op in het Georgische Rijk. In de feodale verhoudingen van dit rijk werd het in de 12de eeuw een leen van het geslacht Sjerwasjidze. In de drie volgende eeuwen deed zich de Genuese invloed sterk gelden. In de 15de eeuw werden de Genuezen echter verdreven door de Turken, die de Islam brachten. Sedertdien behoorde Abchazië tot de Turkse invloedssfeer. In 1810 onderwierp de Sjerwasjidze Sefir-bey zich aan Rusland. Enige malen kwamen de Abchazen in de loop van de 19de eeuw tegen de Russische heerschappij in opstand, o.a. in 1877, toen zij aan de zijde van de Turken tegen Rusland streden. Deze opstanden werden echter onderdrukt en telkenmale gevolgd door massale emigratie naar Turkije, zodat tegenwoordig tegenover de 57 000 sowjet-Abchazen 250 000 Turkse Abchazen staan. Na de October Revolutie van 1917 werd Abchazië een deel van de Georgische Republiek. Nadat in Febr. 1921 de Mensjewistische regering van Georgië door troepen van de R.S.F.S.R. was verdreven, kreeg Abchazië de status van autonome republiek.
Lit.: Nasja Strana No. 6 1939
Literatuur.
Deze is een van de jongste van de Sowjet-Republieken. Tot 1917 bestond er geen literatuur en ook geen pers. Er waren alleen maar enige elementaire schoolboekjes. De eerste krant kwam uit tijdens het bewind der Mensjewiki (1917). In 1925 verscheen de eerste geschiedenis van Abchazië van de hand van Dimitrii Josiphowitch Goelia (Tiflis 1925), die ook een bundel gedichten en satyren schreef en een novelle Onder vreemde Hemel. Bijzonder verdienstelijk maakte hij zich door zijn studies over de folklore van zijn volk, hij schreef een studie over De Cultus van de Geit bij de Abchazen (1925) en een over De Jagertaal der Abchazen en hun Jachtgoden (1926). Naast hem moet nog Kogonija genoemd worden, die in 1024 een bundel Abchazische gedichten publiceerde. De van mond tot mond gaande volksgedichten zijn nog weinig bestudeerd en slechts gedeeltelijk opgetekend. Er bestaat een heldenepos, er zijn rovers- en jagersliederen en voorts gezangen, waarin de strijd tegen de vroegere Russische indringers wordt bezongen.
De taal der Abchazen behoort tot de Zuid-Kaukasische taalgroep, waartoe ook het Baskisch behoort (z Kaukasische talen).