Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Abbé

betekenis & definitie

Gedurende de regering der Bourbons in Frankrijk werden daar vele jongere zonen van aanzienlijke geslachten voor de geestelijke stand opgeleid.

Wanneer zij hun theologische studiën voltooid, maar de priesterwijding nog niet ontvangen hadden, droegen zij de naam van abbé; evenwel gaf men reeds in de 16de eeuw deze naam aan alle jonge geestelijken, onverschillig of zij al dan niet de wijding ontvangen hadden. De meesten van hen dongen naar een plaats van abbé commanditaire, zoals men de wereldlijke bestuurders van abdijen noemde, die door den koning werden benoemd. Eigenlijk moest een abbé binnen de tijd van een jaar tot priester worden gewijd, maar gewoonlijk werd hij door een pauselijke dispensatie hiervan vrijgesteld. Hij kon in dit geval zijn veelal aanzienlijke inkomsten als een sinecure verteren en den priem claustral voor de administratie van het klooster laten zorgen. De koning kon in die tijd, krachtens een overeenkomst tussen Frans I en LeoX (1516), over 225 dergelijke plaatsen beschikken, van welke de rijkste aan de adel en de minder voordelige aan geleerden werden toegewezen. Laatstgenoemde plaatsen noemde men om die reden abbayes des savants (abdijen der geleerden). Zij, die geen abdij konden verkrijgen, en dit was met verreweg de meesten het geval, trachtten als schrijver, onderwijzer, en vooral als huisonderwijzer en zielverzorger in hun onderhoud te voorzien. Door de Franse Revolutie zijn die abbé’s uit de maatschappij verdwenen.

Tegenwoordig wordt de titel abbé in Frankrijk dikwijls gegeven aan wereldgeestelijken, die geen parochiale dienst uitoefenen, doch zich aan studie, aan sociale of charitatieve werken wijden.

< >