is de hoofdstad van het Zwitserse kanton Aargau. Het ligt aan de voet der Juraketen, 383 m hoog, aan de linkeroever der Aar, in een vruchtbaar dal.
De bevolking (1941: 12900) is overwegend Protestants. Vermelding verdienen de Oude Kerk, door Hervormden en Oud-Katholieken gebruikt, en de Nieuwe Kerk der R.K. Men heeft er o.a. een museum voor natuurlijke historie en een bibliotheek met belangrijke handschriften. De stad heeft katoen- en zijde-industrie; verder die van kleren, schoenen, geweren en instrumenten; spoorweg-, wapen- en klokkenindustrie, bierbrouwerijen en boekdrukkerijen. In de omtrek bloeien landbouw en wijnbouw.Aarau komt reeds in 1267 als stad voor. Hier vergaderde in December 1797 voor het laatst de regering van het oude Eedgenootschap, terwijl er van April-Sept. 1798 de centrale regeringslichamen der Helvetische republiek gevestigd waren. Daarna werd het de hoofdstad van het nieuw gevormde kanton Aargau.
Lit.: H. Ammann, Alt Aarau (1944).
AARDALKALI-METALEN
is de samenvattende naam voor de tweewaardige elementen uit de tweede hoofdgroep van het periodieke systeem. Het zijn de metalen: beryllium, magnesium, calcium, strontium, barium en radium. De oxyden van deze metalen werden vroeger ten onrechte als elementen beschouwd en als alkalische aarden (z metaalkalk) betiteld, vandaar deze naam. Terwijl de eerste twee elementen enigszins afwijken, hebben de andere sterk overeenkomstige eigenschappen. Als gevolg van de kleine ionstralen van beryllium en magnesium vormen deze slechts zwakke basen in tegenstelling tot de vier volgende elementen (z base). De aardalkalimetalen reageren gemakkelijk, echter niet zo sterk als de alkali-metalen, met zuurstof en water tot de overeenkomstige oxyden en hydroxyden, waaruit zij slechts door energische reductiemiddelen weder kunnen worden vrijgemaakt. Zij reageren ook gemakkelijk met stikstof tot nitriden.
De aardalkali-metalen treden uitsluitend tweewaardig op. Met uitzondering van de chloriden en nitraten zijn vele zouten moeilijk oplosbaar, zoals o.a. de carbonaten, phosphaten en oxalaten. Zeer slecht oplosbaar zijn ook de sulfaten, met uitzondering van die van beryllium en magnesium. Deze oplosbaarheid neemt af in de volgorde van beryllium tot barium, behalve voor de hydroxyden, waarbij het bariumhydroxyde vrij goed oplosbaar is.
Verbindingen van calcium, strontium en barium kleuren de vlam op karakteristieke wijze, namelijk resp. oranje-rood, karmozijn-rood en groen. Zie verder de afzonderlijke elementen.