Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Balspel

betekenis & definitie

Balspel (Het) is een gymnastisch spel met één of meer ballen. Er zijn weinig spe­len van zoo opwekkenden aard, die tevens de kracht en behendigheid des ligchaams zoo sterk ontwikkelen zonder gevaarlijk te we­zen, als het balspel. Daarom stond het reeds bij de Ouden in groot aanzien.

Volgens Heródotus is het door de Lydiërs uitgevonden, — volgens Plinius door Pythos. Bij Homerus vermaakt zich Nausicaae, de. dochter van den Koning der Phaeaken, tegelijk met hare ge­zellinnen, met het balspel. Later werd het in Griekenland alleen door de mannen ge­speeld , behalve in Sparta, waar ook de meis­jes er zich in oefenden. Het vormde, onder den naam van “sphaeristiek” een afzonderlijk gedeelte der gymnastiek en stond met de chorestiek en orchestiek in verband.

Men gebruikte groote en kleine ballen. De kleine was van leder of wol vervaardigd en met veerkrach­tige stoffen gevuld. Hij werd bij onderschei­dene spelen gebruikt: hij werd bijvoorbeeld door iemand opgeworpen, opdat één of meer hem zouden opvangen (phaeninda), of in de hoogte geslingerd en bij het nederdalen we­derom in de hoogte geslagen (uranica), of tegen den grond geworpen, om hem naar boven te doen stuiten (aporrhaxis), of men zocht elkander met den bal te raken (ephetinda), of twee partijen poogden elkander een bal, die in het midden was gelegen, te ont­rukken en over de gestelde grenzen te bren­gen (harpaston). De groote bal was somtijds ligt, van leder of van eene blaas vervaardigd en werd met den voet voortgeschopt, — of zwaar, en werd dan door athleten met de hand geworpen.

Bij de Romeinen was het balspel desgelijks een geliefkoosd vermaak. Bij de verschillende spelen gebruikte men 3 onderscheidene bal­len, namelijk de pila of de gewone kaatsbal, de follis, een grooten, met lucht gevulden bal, en de paragonica, die van middelbare grootte en met vederen volgestopt was, maar waarvan wij voor ’t overige weinig weten. De follis werd met de gehandschoende vuist of met den arm voortgestuwd. Gewoonlijk ge­bruikte men de pila, en men speelde dadatim en expulsim. Met het eerste woord (dadatim ludere) bedoelde men het over en weêr toe­werpen van den kaatsbal, en met het tweede (expulsim ludere) het gestadig voortslaan van den bal. Drie in een driehoek geplaatste per­sonen speelden trigon, waarbij behendige spelers den bal met de linkerhand opvingen. Veel vermoeijender was het harpastum, dat met het Grieksche spel van dien naam over­eenstemde.

Ook in de middeleeuwen bleef het balspel in groot aanzien, zoodat daarvoor zelfs ge­bouwen werden opgerigt en de steden elkan­der tot een balwedstrijd uitdaagden. Thans nog wordt in Italië een bal, zoo groot als een hoofd, door de gewapende vuist voort­geslingerd. De spelers verdeelen zich daarbij in 2 groepen, ieder van 3 personen, die elk­ander den bal over en weer toewerpen, — en wel zóó, dat hij telkens teruggeslagen wordt zonder den grond te bereiken. In Duitschland behoort de kaatsbal tot de jon­gensspelen. Daarentegen is het balspel in En­geland een nationaal vermaak. Men gebruikt er onderscheidene soorten van ballen, zooals de pat-ball, hand-ball, racket-ball, bandy-ball, cricket, tennis, bowling enz. Het onderscheid is daarin gelegen, dat een bal los in de hoogte wordt geworpen of tegen een muur gekaatst, met de hand wordt voortgeslingerd of met een stukje hout, dat aan den balworp een doel is gesteld of niet, dat het spel plaats heeft in de open lucht of in een gebouw.

De meest-beroemde Engelsche balspelen zijn bow­ling, racket, tennis en cricket. Het eerste wordt op weilanden gespeeld en was eene bijzondere liefhebberij van sommige Engel­sche koningen, maar komt meer en meer in onbruik. Bij het racket wordt de bal met een stuk hout tegen een muur, ter hoogte van 10 tot 12 Ned. el geworpen, en de vloer is daarbij in vakken verdeeld, waarin de bal terugkeert. Ook tennis wordt gespeeld met stukken hout. Men heeft hiertoe eene zaal of baan, die ge­woonlijk 32 Ned. el lang, 12 Ned. el breed en 10 of meer Ned. el hoog is, en in het midden is een net gespannen, waar de bal overheen vliegen moet. Zulk een lokaal is door gaanderijen omgeven, die gedeeltelijk open zijn en tot de speelruimte behooren, gedeeltelijk van netten voorzien en voor de toeschouwers bestemd. Het voornaamste bal­spel in Engeland echter is cricket (zie onder dit woord).

In ons Land vermaakt men zich — name­lijk de jeugd — met den gewonen kaatsbal, die tot verschillende spelen aanleiding geeft. Voorts is hier en daar nog het zoogenaamde klootslaan in gebruik. Men heeft namelijk kuilen gemaakt in een cirkel en desgelijks een kuil in het midden. De spelers houden hunne kol­ven ieder in een kuil, en een van hen doet met zijn kolf een houten bal voortrollen met het doel om dien in den middelsten kuil te brengen, waarna hij het spel gewonnen heeft. Dit zoeken de overige spelers met hunne kolven te beletten, maar zoodra één hunner zijn kolf uit den kuil heeft genomen om den bal terug te drijven, kan de balvoortstuwer zijn kolf in dien ontruimden kuil plaatsen, — indien namelijk degene, die dezen bezet, na het afweren van den bal zjjn kolf niet vlug genoeg in den kuil brengt, om den bal­voortstuwer vóór te wezen.

In het laatste geval moet hij de plaats van den balvoort­stuwer innemen. Dit aardige spel vereischt eene ruimte in de open lucht en eene groote behendigheid. Ook worden in ons Land op som­mige plaatsen zware ballen over bevrozene vaarten en ijsvlakten geworpen — een ge­vaarlijk spel, daar de bal, die eene groote mate van snelheid bezit, ligt iemand kan treffen. Onder de balspelen, in ons Land in gebruik, behooren verder het biljarten, ke­gelen en kolven (zie onder die woorden). Ook is het crocket-spel, eene soort van kolven door poortjes, heden ten dage op buitens en bad­plaatsen sterk in zwang.