Zoo noemt men eene bewerking, waardoor men lijken tegen verrotting beveiligt. Die kunst was bekend bij de oude Israëlieten in Palaestina en vooral bij de Egyptenaren, wier mummiën (zie onder dit woord) daardoor op eene verwonderlijke wijze duizende jaren zijn bewaard gebleven. Dit geschiedt door bederfwerende middelen (anti-septica), die aan de lijken de vochtigheid ontnemen of deze binden.
Tot deze behoort onder anderen een aanmerkelijke graad van koude, die zelfs voorwereldlijke dieren, zooals een mammouth bij den mond der Lena in Sibérië , tot in onze eeuw heeft in stand doen blijven, en tot gene eene drooge hitte, zooals in de woestijnen van Arabië heerscht, waar de lijken van menschen en dieren weldra tot mummiën verdroogen. Ook zonder die warmte kan eene sterke trekking van drooge lucht iets dergelijks veroorzaken, zooals gebleken is in den loodkelder te Bremen en in den grafkelder te Witmarsum in Friesland. Wijngeest, houtazijn, arsénik, sublimaat, houtskool enz. hebben desgelijks door het opnemen der vochtigheid eene bederfwerende working. Andere zelfstandigheden, zooals vernis en gom, hebben een dergelijk gevolg doordien zij de dampkringslucht buitensluiten.
De uitvinders van de kunst van balsemen schijnen de Egyptenaren te zijn geweest. Deze waren van gevoelen, dat na den dood de ziel het ligchaam niet geheel en al verlaat, wanneer dit laatste eenigermate ongedeerd blijft, terwijl zij bij verrotting van het stoffelijk hulsel duizende jaren in de ligchamen van dieren moet doorbrengen. De stoffen, waarvan men zich bij het balsemen bediende en nog bedient, zijn zeer verschillend. De tegenwoordige scheikunde noemt als de beste: kool, chloor (chloorkalk, chloornatron), brandigen houtazijn, sublimaat en arsénik. Er zijn tevens zooveel manieren van balsemen aanbevolen, dat het moeijelijk valt, eene van deze onvoorwaardelijk de beste te heeten. Van die verschillende manieren vermelden wij de volgende: het behandelen van het lijk met kwiksublimaat, — de Engelsche methode, die als zeer goedkoop en doelmatig wordt aangeprezen en hierin bestaat, dat men een lijk 5- of 6-maal geheel en al bestrijkt met eene kaoetsjoek-oplossing, — en eindelijk de nieuwste handelwijze, volgens welke een lijk 6 uren lang in eene warme waterachtige of geestrijke oplossing van looizuur gelegd en vervolgens op een luchtigen zolder gedroogd wordt.